De contractuele aansprakelijkheid van de bankier wegens het niet naleven van haar verbintenis tot teruggave van het in bewaring genomen goed, verjaart is op grond van artikel 2262bis, § 1 van het Burgerlijk Wetboek na 10 jaar.
Immer art. 2262bis BW bepaalt dat alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van 10 jaar.
Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat de vordering ontstaat, dit wil zeggen vanaf het ogenblik dat de schuldvordering, waarop de eis gesteund is, opeisbaar wordt.
De verjaring tot teruggave van de aan de bankier in bewaring gegeven kasbon, wordt eisbaar op de overeengekomen eindvervaldag van deze kasbon. Op dat ogenblik ontstaat de vordering tot teruggave.