In sommige gevallen en sommige voorwaarden lijkt het inderdaad zo te zijn. In elk geval kan de aansprakelijkheid niet meer afgedekt met een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Ingevolge een uitspraak van het Hof van beroep te Antwerpen kan de stelling verdedigd dat de automatische straf tot veroordeling van bepaalde misdrijven die een beroepsverbod meebrengt erin bestaande nog handel te kunnen drijven slechts slaat op die daden van handel gevoerd onder een vennootschapsvorm die niet opgenomen is in het koninklijk besluit nummer 22 van 24 oktober 1934.
Het verbod betreft immers het verbod om persoonlijk of door een tussenpersoon, de functie van bestuurder, commissaris of zaakvoerder in een vennootschap op aandelen, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een coöperatieve vennootschap, enige functie waarbij macht wordt verleend om een van die vennootschappen te verbinden, de functie van persoon belast met het bestuur van een vestiging in België, bedoeld in artikel 198, § 6, eerste lid, van de op 30 november 1935 gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, of het beroep van effectenmakelaar of correspondent-effectenmakelaar uit te oefenen. De rechter stelt de duur van dat verbod vast zonder dat die minder dan drie jaar of meer dan tien jaar mag bedragen.
Dit verbod slaat op de misdrijven:
a) valse munt;
b) namaking of vervalsing van openbare effecten, aandelen, obligaties, rentebewijzen en bankbiljetten uitgegeven door de Schatkist, of bankbiljetten waarvan de uitgifte toegestaan is door of krachtens een wet;
c) namaking of vervalsing van zegels, stempels, keurstempels en -merken;
d) valsheid en gebruik van valsheid in geschriften;
e) omkoping van openbare ambtenaren of knevelarij;
f) diefstal, afpersing, verduistering of misbruik van vertrouwen, (oplichting, heling of andere verrichtingen met betrekking tot zaken die uit een misdrijf voortkomen) (private omkoping); <W 1995-04-06/77, art. 156, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <W 1999-02-10/39, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
g) (een van de strafbare feiten omschreven in de artikelen 489, 489bis, 489ter en 492bis) van het Strafwetboek, fictief in omloop brengen van handelseffecten of overtreding van de bepalingen betreffende fondsbezorging van cheques of andere titels tot een contante betaling of betaling op zicht op beschikbare gelden. <W 1998-06-02/48, art. 3, 2°, 007; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
h) (overtreding van de verbodsbepalingen van artikel 40, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;) <L 2002-08-02/64, art. 129, 010; Inwerkingtreding : onbepaald>
(i) overtreding van de strafbepalingen die zijn vastgesteld in hoofdstuk XXIV van de algemene wet inzake douane en accijnzen, hoofdstuk XII van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, de artikelen 133 tot 133octies van het Wetboek der successierechten, de artikelen 66 tot 67octies van het Wetboek van zegelrechten, de artikelen 207 tot 207octies van het Wetboek van met het zegel gelijkgestelde taksen, de artikelen 449 tot 453 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 2, derde lid, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, de artikelen 73 tot 73octies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en de artikelen 395 tot 398 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur,
(j) inbreuken op de artikelen 324bis en 324ter van het Strafwetboek;) <W 1999-01-10/49, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 08-03-1999>
zijn veroordeling doen gepaard gaan met het verbod om, persoonlijk of door een tussenpersoon, de functie van bestuurder, commissaris of zaakvoerder in een vennootschap op aandelen, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een coöperatieve vennootschap, enige functie waarbij macht wordt verleend om een van die vennootschappen te verbinden, de functie van persoon belast met het bestuur van een vestiging in België, bedoeld in artikel 198, § 6, eerste lid, van de op 30 november 1935 gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, of het beroep van effectenmakelaar of correspondent-effectenmakelaar uit te oefenen. De rechter stelt de duur van dat verbod vast zonder dat die minder dan drie jaar of meer dan tien jaar mag bedragen.) <W 1998-06-02/48, art. 3, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-09-1998>.
Edoch:
Wanneer de rechter een persoon veroordeelt, zelfs voorwaardelijk, als dader of als medeplichtige van een van de strafbare feiten omschreven in de artikelen 489, 489bis, 489ter en 492bis van het Strafwetboek, oordeelt hij tevens of de veroordeelde al dan niet verbod wordt opgelegd om persoonlijk of door een tussenpersoon een koopmansbedrijf uit te oefenen. Deze bijkomende bepaling opgenomen in artikel 1bis van voormeld KB betreft dus de handel in eigen naam.
In dit geval stelt de rechter de duur van dat verbod vast zonder dat die minder dan drie jaar of meer dan tien jaar mag bedragen.
Dit verbod lijkt dus niet te slaan op de Comm.V de CVOHA, de VOF.
Let wel artikel 3bis van het zelfde KB stelt:
§2 Onverminderd de bepalingen waarbij aan een niet in eer herstelde gefailleerde, het verbod wordt opgelegd om bepaalde beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, kan de rechtbank van koophandel die het faillissement heeft uitgesproken, of de rechtbank van koophandel te Brussel, wanneer het in het buitenland is uitgesproken, indien blijkt dat een kennelijke grove fout van de gefailleerde heeft bijgedragen tot het faillissement, aan deze bij een met redenen omkleed vonnis het verbod opleggen om persoonlijk of door een tussenpersoon enig koopmansbedrijf uit te oefenen.
§ 3. Daarenboven kan de rechtbank van koophandel (ondernemingsrechtbank) die het faillissement van de handelsvennootschap heeft uitgesproken, of de rechtbank van koophandel te Brussel wanneer het in het buitenland is uitgesproken, indien blijkt dat een kennelijke grove fout van een van de personen, krachtens § 1 gelijkgesteld met de gefailleerde, heeft bijgedragen tot het faillissement, aan deze persoon bij een met redenen omkleed vonnis het verbod opleggen om persoonlijk of door een tussenpersoon, enige taak van beheerder, zaakvoerder of commissaris uit te oefenen in een handelsvennootschap of een vennootschap die de rechtsvorm van een handelsvennootschap heeft aangenomen, om enige taak uit te oefenen die de bevoegdheid inhoudt om zodanige vennootschap rechtsgeldig te verbinden en om het beheer van een Belgisch filiaal waar te nemen, zoals bepaald in artikel 198, tweede lid, van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935.
In alle gevallen dient dus het vonnis nagezien dat het verbod uitspreekt teneinde na te gaan of het een correctioneel vonnis betreft, dan wel een vonnis van de rechtbank van koophandel (ondernemingsrechtbank) dat het beroepsverbod uitsprak en of en op welke gronden de uitspraak gesteund is op KB 22 van 24 oktober 1934.