De rechtspraak van de Commissie voor de onwerkzame voorlopige hechtenis met betrekking tot de procedureregels
is als volgt vastgelegd (bron: Commissie voor de onwerkzame voorlopige hechtenis :
De persoonlijke gedraging
1. Begrip
Gedurende de bestudeerde periode heeft de Commissie de gelegenheid gehad het begrip “persoonlijke gedraging” in de zin van artikel 28, § 1, van de wet van 13 maart 1973 te omschrijven.
Onder dat begrip moet worden verstaan elke reden waarom de verzoeker aangehouden werd of in hechtenis gebleven is, die op hem betrekking heeft en uit het strafdossier blijkt (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 324 F, Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 323 F; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 322F, Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 321 F; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 317 F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 315F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 314F; Comm. onwerkdadige VH, 313F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 307F)3
Daaruit volgt dat zij :
• de schadeloosstelling wegens onwerkzame voorlopige hechtenis enkel uitsluit als een persoonlijke gedraging de enige reden is waarom de verzoeker aangehouden werd of in hechtenis gebleven is (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 291F);
• niet verwijst naar het feit alleen dat in het aanhoudingsbevel ten laste is gelegd (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 315F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 314F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 313F; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR. 305F);
• niet verwijst naar de bestanddelen alleen van het ten laste gelegde feit (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 296F; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR. 304F);
• zich niet uitsluitend beperkt tot de redenen die expliciet vermeld worden in het aanhoudingsbevel of in de beslissingen tot bevestiging ervan (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 314F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni2008, AR 313F; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR. 305F; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR. 298F – Verwijzing naar het aanhoudingsbevel alleen: Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR. 315F);
• tevens rekening kan houden met de gegevens die reeds bestonden voor de tweede aanhouding van de verzoeker (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 299F);
• zich niet beperkt tot de bekentenis (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F);
• niet alleen maar verwijst naar de gevallen waarin een persoon zichzelf zou aangegeven hebben om een derde te beschermen of de feiten zelf zou hebben bekend door zijn bekentenissen te staven met uiteenlopende, talrijke en precieze details (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 307F);
• niet alleen maar verwijst naar de gevallen waarin een persoon opzettelijk zijn aanhouding uitlokt om verwanten of vrienden te beschermen of om materiële belangen te vrijwaren, en evenmin alleen maar verwijst naar de gevallen waarin de betrokkene bezwarend bewijsmateriaal doet verdwijnen of zijn spontane bekentenissen intrekt (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 324F, Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 323F; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 322F; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 321F);
• zonder de onschuld van de verzoeker te betwisten, haar beoordeling baseert op
het strafdossier (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 317F).
In de lijn van die uitspraken heeft de Commissie gepreciseerd dat :
• de omstandigheid dat de “bezwaren” die ook in de akte van beschuldiging staan “de jury niet ( ... ) hebben kunnen overtuigen van de schuld van de verzoekster ( ... )” niet uitsluit dat zij in aanmerking genomen worden in de procedure tot schadeloosstelling wegens onwerkzame voorlopige hechtenis, mits zij wijzen op een “persoonlijke gedraging” van de verzoekster en haar onschuld niet wordt betwist (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F). In dezelfde zin heeft de Commissie beslist dat de vrijspraak niet uitsluit dat de gegevens uit het strafdossier in aanmerking genomen worden in de rechtspleging tot schadeloosstelling wegens onwerkzame voorlopige hechtenis, mits zij beschouwd kunnen worden als een “persoonlijke gedraging” van de verzoeker (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 309F);
• zij bevoegd is om het gedrag te beoordelen in het licht van het strafdossier en bij die gelegenheid kan beslissen dat de verzoeker, in strijd met wat hij beweert, niet onder druk werd gezet door de autoriteiten of “systematisch werd geviseerd door de politie”, zodat de bekentenissen van de onschuldige verzoeker in aanmerking genomen kunnen worden als een persoonlijke gedraging (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 317F);
• de beslissing over de schadeloosstelling in geval van onwerkzame voorlopige hechtenis geen uitspraak doet over de bestanddelen van de vroeger aan de verzoeker ten laste gelegde feiten of over zijn schuld (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 321 F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 314F);
• “hoewel het vonnis dat de verzoekster vrijspreekt heeft beslist dat de aard van verzoeksters betrokkenheid ‘niet duidelijk is omschreven en in elk geval niet doorslaggevend blijkt te zijn, zodat ( ... ) de telastlegging tegen (haar) niet bewezen is’, die overweging niet uitsluit dat die betrokkenheid wel in aanmerking genomen wordt bij de beoordeling van de ‘persoonlijke gedraging’ in de zin van het bovenvermelde artikel 28” (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 293F);
• “de houding van de verzoekster bij de dokter (...) alsook bij haar eerste verklaringen ten overstaan van de onderzoekers ingegeven is ‘niet door de wil om kwaad te doen maar door de panische angst om ten onrechte beschuldigd te worden van een misdaad die zij niet heeft gepleegd’ niet uitsluit dat die gedraging een ‘persoonlijke gedraging’ is in de zin van voormeld artikel 28” (Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 298F).
Het begrip persoonlijke gedraging heeft tevens een temporele inhoud. De vrijspraak is immers een post factum beoordeling door de strafrechter, wanneer alle elementen van de zaak gekend zijn (Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 260N). Uit deze beslissing kan afgeleid worden dat de Commissie van beroep zich voor de beoordeling van de vraag of er een persoonlijke gedraging is plaatst op het tijdstip van de hechtenis.
2. Algemene criteria
Uit de rechtspraak van de Commissie van beroep van de afgelopen vier jaar blijkt dat haar beslissingen vooral feitelijk gemotiveerd werden, wat voor zich spreekt vermits de Commissie van beroep dient na te gaan of er in hoofde van verzoeker een persoonlijke gedraging was die de hechtenis en de handhaving ervan verantwoordt.
Het zou ons te ver leiden om elke beslissing afzonderlijk te bespreken, zodat geopteerd werd voor een opsomming van de overwegingen en determinerende argumenten van de beslissingen van de Commissie van beroep.
De Commissie van beroep heeft in haar rechtspraak volgende redenen aangehaald die een persoonlijke gedraging kunnen uitmaken in hoofde van verzoeker die de hechtenis en de handhaving ervan verantwoorden :
- tegenstrijdige verklaringen
- ongeloofwaardige/leugenachtige verklaringen
- onbetrouwbare verklaringen
- ongeloofwaardige ontkenningen
- verdachte handelingen
- indien er bijkomend onderzoek nodig is omdat verzoeker verdachte handelingen heeft gesteld, onbetrouwbare verklaringen heeft afgelegd, en wanneer er onduidelijkheid is over zijn verblijfplaats
- herkenning van verzoeker door het slachtoffer (bij voorbeeld aan de hand van een litteken, kledij)
- resultaten van het telefonieonderzoek
- resultaten huiszoeking
- gekend zijn bij de politie
- voorgaande veroordelingen
- vriendenkring met ongunstig aangeschreven personen
- familie- en vriendenkring betrokken bij gelijkaardige feiten
- bij vermogensdelicten : geldtransacties die niet in overeenstemming zijn met de officiële inkomstensituatie van verzoeker, bezit van grote sommen geld zonder aanvaardbare verklaring
- contacten tussen verzoeker en spilfiguren mensensmokkel
- aanwezigheid op plaatsen van waaruit criminele activiteiten worden georganiseerd
- in het bezit zijn van inbrekersmateriaal (rugzak, zaklamp, schroevendraaier)
- voor verzoekers van vreemde nationaliteit : geen duidelijke of precieze reden hebben voor aanwezigheid of verblijf in België
- weigering om verklaringen af te leggen
- gebrek aan medewerking met het onderzoek
- de feitelijke context
- de wil om zich aan het gerecht te onttrekken - de bekentenissen
- het gewelddadig temperament
De Commissie heeft tevens beslist dat krachtens artikel 28, § 1, a, van de vermelde wet, onder meer degene die werd vrijgesproken aanspraak mag maken op een vergoeding, ongeacht de reden waarom de rechter de vrijspraak verleende, zoals te dezen op grond van twijfel (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 221N).
Meestal besluit de Commissie (Nederlandse afdeling) dat ingevolge één of meerdere van voorgaande elementen een diepgaand onderzoek van de feiten nodig was.
3. Verlies van een deel van het strafdossier
In een zaak (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 303F) werd de verzoeker, die gemeentesecretaris was, ervan verdacht dat hij als filatelist belastingfraude had gepleegd die hem verschillende miljoenen oude Belgische franken aan winst had opgeleverd. Hij geeft toe dat hij lange tijd, naast zijn werk als gemeentesecretaris, deze bijzonder intense activiteit heeft beoefend.
Volgens de Commissie konden de activiteiten, ofschoon ze ongetwijfeld onrechtmatig waren, wat door de verzoeker ook werd toegegeven, niet worden beschouwd als een gedraging die op zich alleen de hechtenis van de verzoeker of de handhaving van die hechtenis kon verantwoorden.
De feiten die de minister van Justitie in aanmerking genomen heeft om te besluiten tot een gedraging, blijven onzeker, omdat een « farde » die een lange periode van het onderzoek bestrijkt, verloren gegaan is. De zoekgeraakte stukken hadden bepaalde beweringen van de verzoeker kunnen bevestigen en een ander licht kunnen werpen op de feiten. Meer bepaald bleek het aldus niet mogelijk de relaties van verzoeker met zijn personeel nader te onderzoeken, ofschoon zij het meest relevante bestanddeel vormden van een gedraging die aan de betrokkene werd verweten.
4. Gebrek aan samenwerking of stilzwijgen
Herhaaldelijk heeft de Commissie vermeld dat, hoewel de verdachte het recht heeft het stilzwijgen te bewaren en in geen geval verplicht is om met de gerechtelijke autoriteiten actief mee te werken om de behandeling van zijn zaak te bespoedigen, zijn gedrag, waaronder zijn zwijgen en zijn leugens, niettemin objectieve elementen kan opleveren, die aan de gedetineerde kunnen worden verweten en die de duur van de hechtenis kunnen verklaren. Zij komen dus in aanmerking bij de raming van de schadeloosstelling wegens onwerkzame voorlopige hechtenis (Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 301F; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 298F. In dezelfde zin maar zonder de precisering dat de gedraging mede het zwijgen en de leugens omvat: Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 324F; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 323F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 299F. Hetzelfde geldt voor de Nederlandstalige afdeling : Comm.onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 247N – In dezelfde zin, zonder de precisering dat de gedraging het stilzwijgen en de leugens omvat, in zaken waarin enkel sprake was van het ontbreken van de verplichting tot medewerking : Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 297F ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 291F).
In meer dan één beslissing heeft de Commissie eraan toegevoegd dat zulks des te meer geldt wanneer uit het dossier een aantal gegevens blijken die onafhankelijk zijn van de wil van de verdachte of in situaties die ongetwijfeld een verklaring door de verdachte vereisen, om de bewijswaarde van de schuldaanwijzingen te beoordelen (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 324F; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 323F; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 299F; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 247N ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 301F).
De Commissie stelde in één dossier vast dat verzoeker, op een concrete vraag van de onderzoekers, “een antwoord in het vooruitzicht heeft gesteld in de wetenschap dat de gegevens die hij zou aanbrengen nadien controle behoefden “, wat het onderzoek ongetwijfeld nodeloos heeft vertraagd, en dat verzoeker een tijdschema aan de onderzoekers had beloofd, wat hij evenwel niet heeft overhandigd, zodat het verzoek als ongegrond werd afgewezen (Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 247N).
5. Verstek
Wat het recht om verstek te laten betreft wees de Commissie van beroep verschillende beslissingen.
Wanneer men van zijn vrijheid werd beroofd ingevolge een bevel tot onmiddellijke aanhouding na een veroordeling bij verstek stelde de Commissie dat de onmiddellijke aanhouding te wijten is aan het feit dat verzoeker, ofschoon regelmatig gedagvaard, niet verscheen (Comm. onwerkzame VH , 19 december 2006, AR 233N en Comm. onwerkzame VH , 3 maart 2008, AR 252N).
In een ander geval oordeelde de Commissie van beroep dat zelfs in geval van hechtenis ingevolge een onmiddellijke aanhouding bij een verstekveroordeling de hechtenis niet te wijten was aan een persoonlijke gedraging van verzoeker; verzoeker liet verstek gaan nadat hij geregeld aan het onderzoek had meegewerkt, en verscheen niet meer bij een uitstel van de zaak. Volgens de Commissie van beroep oefende verzoeker een recht uit in normale omstandigheden (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219N).
In een andere zaak waarin de Commissie gewag gemaakt heeft van tal van schuldaanwijzingen die de voorlopige hechtenis van de verzoeker en de handhaving ervan hebben verantwoord, maakt zij tevens gewag van een vroegere verstekveroordeling van de verzoeker die, ofschoon eigenaar van een flat, geen vaste woonplaats had (Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 273F).
6. Onmiddellijke aanhouding
Naast de beslissingen vermeld onder het vorige punt dient erop te worden gewezen dat de Commissie geen vergoeding toekent wanneer de hechtenis is uitgesproken door de correctionele rechter die de onmiddellijke aanhouding heeft bevolen, op grond van “de gezamenlijke feiten waarover een onderzoek is ingesteld” (Comm. onwerkzame VH, 7 november 2006, AR 223N).
7. Afwezigheid van een persoonlijke gedraging
In sommige beslissingen motiveert de Commissie haar vaststelling dat er geen sprake is van een persoonlijke gedraging niet (Comm. onwerkzame VH, 17 mei 2005, AR 265F, Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 320F).
In andere beslissingen is de Commissie explicieter.
In een zaak wordt de afwezigheid van een persoonlijke gedraging uitdrukkelijk afgeleid uit het arrest van buitenvervolgingstelling dat weliswaar benadrukt dat verzoeker telefoongesprekken heeft gevoerd met de verdachten, maar tevens verklaart dat die contacten geen reden zijn om « te oordelen [dat de verzoeker] een rol heeft gespeeld bij de voorbereiding of de uitvoering van de hem verweten feiten » en dat preciseert dat “het onderzoek van de door de onderzoekers verzamelde inlichtingen en van de door laatstgenoemden gehouden verhoren de conclusie van het hof niet wettigen ( ... ) dat de verklaringen van de verzoeker vol leugens en tegenstrijdigheden zaten” (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 261F).
In een andere zaak preciseert de Commissie dat de tijdens het onderzoek verzamelde gegevens geen persoonlijke gedraging van de verzoeker aantonen en dat de verklaringen van de betrokkene moeten gezien worden vanuit de bijzondere sociale context waarin zij zijn afgelegd (Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 300F).
In een derde zaak stelt de Commissie het ontbreken van een persoonlijke gedraging vast en onderstreept zij dat de enige, door de minister in aanmerking genomen feiten – de kringen waarin de verzoeker verkeerde en de “houding om zo weinig mogelijk te antwoorden” - de conclusie niet wettigen dat er sprake was van een persoonlijke gedraging (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F).