Leo Vindevogel (geboren te Petegem-aan-de-Schelde, 14 december 1888 en gefusilleerd te Gent op 25 september 1945) was van 1941 tot 1944 burgemeester van de Oost-Vlaamse gemeente Ronse. Na de oorlog werd hij beschuldigd van collaboratie en terechtgesteld.
Voorgeschiedenis
Leo Vindevogel had in Sint-Niklaas voor onderwijzer gestudeerd, maar is zijn hele leven als leraar actief geweest in Ronse en omgeving. Van 1907 tot 1944 was hij woordvoerder van de Christen Volksbond, een lokale vakbond. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij vrijwilliger in het Belgische leger; hem werden acht frontstrepen en het oorlogskruis toegekend.
Vindevogel was een actief flamingant en werd in 1921 werd hij schepen van onderwijs in Ronse en in 1925 volksvertegenwoordiger.
De Tweede Wereldoorlog
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verliet de socialistische burgemeester van Ronse zijn post en aanvaardde Vindevogel het burgemeesterschap. Hij zou van 1941 tot 1945, tijdens de bezetting, burgemeester van het dorp blijven. Hij benoemde vooral nazigezinde functionarissen en was het rechts-autoritaire regime genegen.
In zijn latere verdediging stelde hij dat hij de nazi bezetter liet geloven dat hij met hen samenwerkte, bijvoorbeeld bij het opmaken van lijsten voor een verplichte burgerwacht (nadat hijzelf aan een moordaanslag zou zijn ontsnapt).
Na de oorlog vluchtte Vindevogel niet, omdat hij vond dat hij eerbaar gehandeld had. De krijgsraad veroordeelde hem echter tot levenslange hechtenis. In zijn proces bleef hij zijn rechts-autoritaire gedachten verdedigen. Het laakbare van deze gedachten en de schade die deze gedachten hebben toegebracht aan België is niet vatbaar voor betwisting, maar er bestaat ernstige onenigheid over de waarde van concrete bewijzen van strafbare daden.
In eerste aanleg werd hij veroordeeld tot levenslang. Hij ging in beroep, waarbij hij op zijn eigen beroep de doodstraf kreeg. Zijn genadeverzoek werd niet ingewilligd en op 25 september 1945 werd hij geëxecuteerd in de nieuwe wandeling te Gent. Vindevogel, die ook parlementslid was, is de enige Belgische volksvertegenwoordiger die na de bevrijding effectief ter dood is gebracht.
De schuldvraag
Over Vindevogel's "collaboratie met de Duitse bezetter" heersen nog steeds vragen. Zo bestaat er discussie of hij al dan niet te ver is gegaan inzake zijn samenwerking.
Zijn verdediging verklaarde dat hij het deed om erger te voorkomen, om de bevoorrading van de stad te verzekeren en de taalwetten te doen naleven. Vindevogel gaf zelf aan dat hij pro-Duits en anti-Engels was, maar ook zijn aanklagers erkenden dat dit op zich niet strafbaar was. In verzetskringen werd hij, samen met mensen als August Borms, Irma Laplasse en Karel De Feyter, zonder meer beschouwd als een soort martelaar.
Deze zogenoemde "collaboratie", gesteld dat deze bewezen werd, was zeker niet van die aard dat hij daarvoor de doodstraf verdiende. De burgemeesters van grote steden als Luik en Antwerpen droegen een veel grotere verantwoordelijkheid, - bijvoorbeeld bij het oplijsten van joodse inwoners -, en werden niet vervolgd.
Hij werd verdacht van verklikking, maar het harde bewijs dat door verklikking bloed aan zijn handen kleefde lijkt dubieus en is tot de dag van vandaag omstreden.
Velen beschouwen de executie van Vindevogel als een afrekening. De Frans-Vlaamse tegenstellingen in de (latere) taalgrensgemeente Ronse worden hierbij soms aangehaald als verklaring. Rechtse nationalisten, de CVP, de Volksunie en collaboratiemiddens, hebben aan zijn naam een symboolwaarde toegekend.
Het feit dat een gevangenisstraf in beroep omgezet werd in de doodstraf, die dan nog effectief uitgevoerd werd, staat in rechtstreeks verband met de toenmalige actualiteit. Rond die periode (de tweede repressiegolf geheten) raakte het bestaan van de Duitse concentratiekampen algemeen bekend.
Indien het proces 1 jaar later zou gevoerd zijn geweest, was hij misschien vrijgesproken. Zelfs indien hij toen de doodstraf had gekregen, was deze wellicht niet uitgevoerd en zou hij zoals de meeste voor collaboratie ter dood of tot levenslang veroordeelden, na enkele jaren zijn vrijgekomen. Justitie mag inderdaad niet te snel gaan en zich nooit laten ophitsen.
Een ander betwist aspect van het proces is dat Vindevogel als burger voor de krijgsraad gedaagd werd, zonder dat zijn parlementaire onschendbaarheid werd opgeheven.
Aanvankelijk werd het proces Vindevogel voornamelijk door Vlaams nationalistisch Vlaanderen misbruikt, in die zin dat Leo Vindevogel als slachtoffer van een vermeende Belgische haat tegen de Vlamingen werd verheven. Dit heeft een zekere terechte verontwaardiging over het proces geen deugd gedaan en de blunder herleid tot geschreeuw van het verongelijkte verkeerd denken.
Herziening en nieuwe kanttekeningen bij het vonnis
In 1994, het jaar dat ook Valère Depauw overleed, gaf het Davidsfonds in samenwerking met het taal aktiecommité TAK het boek "Het Proces Vindevogel" uit van Jan Verroken. Het boek zou een exact stenografisch verslag van het verloop van het proces inhouden.
In hun voorwoord geven de auteurs aan dat er diverse fouten in het procesverloop te vinden zijn, iets waar ze aan het einde van het boek nog verdere juridische kanttekeningen bij plaatsen.
Men haalt er vooral een nonchalante manier aan waarop men met het bewijsmateriaal omsprong.
In 2000 schreef de schoonzoon van Vindevogel, de heer De Vis, een nota aan de minister van Justitie om het vonnis te laten herzien. Als reden gaf hij het feit aan dat Vindevogel veroordeeld was wegens verklikking van minister Soudan die hierdoor gedeporteerd werd naar Kamp Buchenwald. Soudan verklaarde echter vlak na de bevrijding van het kamp dat Vindevogel niet de verklikker was. Dit bericht bereikte het strafhof te laat.
Vindevogel's naam is voorlopig nog niet onderzocht op naamzuivering. De veroordeling tot schadevergoeding is nooit vervallen. Ze werd ingevorderd en verhaald op Vindevogels erfgenamen.
De organisatie van de krijgsraden kort na de tweede wereld oorlog was zeker niet ideaal, net als de verdediging. De krijgsraden en krijgsauditoraten waren grotendeels bevolkt met piepjonge magistraten die hun diploma doctor in de rechten (of wat er voor moest doorgaan) tijdens de oorlog behaalden. Niet alleen waren er geen ernstige examens in het academiejaar 1939-1940 (de studenten waren onder de wapens en nadien krijgsgevangen of gevlucht), de ULB werd gesloten, en ook volgende academiejaren misten door de oorlogsomstandigheden vaak voldoende niveau.
De jonge advocaten hadden dezelfde gebrekkige vorming. De verdediging van de echte of vermeende collaborateurs was in het merendeel van de gevallen het werk voor de pro-Deo advocaten, lees de jonge advocaat-stagiairs zonder degelijke opleiding of ervaring.
Zij werden aangesteld door hun stafhouders en kregen vaak pas kennis van deze aanstelling minder dan 48 uur voor het proces. Toen ze hierna een bezoek brachten aan de auditeur en verzochten dat deze zou instemmen met een uitstel om het dossier te bestuderen, kregen ze lik op stuk samen met de boodschap dat de auditeur in alle zaken die de komende dag zouden voorkomen en die de jonge advocaat diende te verdedigen de doodstraf zou eisen. Nadien beschouwd waren deze zaken ook hoogdringend, al was het maar om de lynchpartijen op de straat te stoppen. Precies hiertoe diende de bevolking gesust met het vernemen van zeer zware straffen. Hieraan mag toegevoegd dat na de oorlog slechts 242 collaborateurs werden geëxecuteerd (op een totaal van ongeveer 2940 terdoodveroordelingen) en de meeste tot levenslang veroordeelden reeds na enkele jaren terug vrij kwamen.
De verdediging van collaborateurs was voor de te jonge en te onervaren advocaten zeer moeilijk. Meer dan, eens werden ze in hun verdediging de mond gesnoerd. Wanneer hun cliënt geëxecuteerd werd, kregen ze het bevel op de executie aanwezig te zijn. Op hun vraag wat hun taak was bij deze executie van hun cliënt kregen ze van de stafhouder het antwoord dat dit was om tot het uiterste moment na te gaan of ze op welke grond ook na de executie konden verhinderen.
Op hun vraag aan hun patron of aan de stafhouder wat dit dan zou kunnen inhouden, dienden deze het antwoord schuldig te blijven. Nadat hun cliënt na het bevel "vuur" neerviel en nadien met een kopschot werd afgemaakt, bleven ze stil, net als de familie van hun cliënt. Met een uitzonderlijke wilskracht hebben deze advocaten toch het beste van zichzelf gegeven, waaraan velen psychisch letsel voor de rest van hun leven overhielden. Uit deze generatie jonge advocaten zijn heel wat grote advocaten en grote magistraten, met een uitzonderlijk gevoel voor justitie en rechtschapenheid, gegroeid.
Zij zijn alle inmiddels overleden en opgevolgd door een inmiddels eveneens gepensioneerde tussengeneratie.
De zaak Vindevogel, mag echter zeker geen aanleiding zijn om het proces van België, het recht, het auditoraat of de veroordelende rechters te voeren. Ze mag en moet ons wel overtuigen van onze afkeer van de doodstraf.
De executie van Vindevogel was verkeerd. Maar de vraag dient gesteld in hoeverre zijn eigen hybris en zijn eigen ijdelheid hiertoe niet hebben bijgedragen. Laat ons ook nooit vergeten dat de repressie in België zeer mild was in vergelijking met Frankrijk. Laat ons nooit vergeten welke ellende, welk onrecht, welke massale folteringen, moorden en zelfs genocides door de nazi's werden veroorzaakt. Gedachten zijn vrij, de uiting van gedachten, die mee aan de oorsprong liggen van al die onmenselijkheid en ze verder in stand houden en het onrecht mee organiseren, zijn niet onschuldig.
Was de rechtsbedeling van de repressie gebrekkig dan dient hieraan onmiddellijk toegevoegd dat de repressie er is gekomen om het blinde straatgeweld tegen te gaan. In dit opzet is de repressierechtspraak geslaagd. Het gerechtelijk apparaat dat op zo een korte tijd kon in werking gesteld heeft wellicht duizenden levens gered van de lynchpartijen die hierdoor konden gestopt worden en die we in Frankrijk na de oorlog zo massaal hebben gezien. De gerechtelijke en de administratieve repressie was in de regel mild, zelfs uitzonderlijk mild, waarbij we nooit mogen vergeten hoe velen, door het nazi regime werden beroofd van inkomen, vermogen, gezondheid, geluk en toekomst en hoe velen er door het nazi regime zonder enige vorm van proces in massa werden gefolterd en geliquideerd in de meest onmenselijke omstandigheden, waarbij mensen zelfs als insecten werden geliquideerd.
Simon Demeulemeester, chef opinie bij Knack schreef een genuanceerde waardevolle bijdrage in Knack in 2013: De wraak van Ronse: dood met de kogel voor Leo Vindevogel.
Over de zaak Vindevogel is veel geschreven. Meer dan eens wordt meer gescheld dan aan historisch onderzoek gedaan. Een enkeling meende zelfs zijn autoriteit als kenner te moeten verheffen boven anderen door zijn eigen intellect te moeten onderlijnen en te verwijzen naar echte of vermeende universitaire titels en doctoraten en hierbij zichzelf tot ontdekker te moeten verheffen van documenten die in een stadsarchief te vinden zijn. Feit is dat de zaak Vindevogel controversieel blijft.
Persoonlijke bedenking
Vindevogel bleef in zijn verdediging zijn recht op overtuiging verdedigen. Wat het recht op vrijheid van gedachte betreft, had hij gelijk, maar hij verloor uit het oog dat het recht op de uiting van een gedachte niet onbeperkt is, zeker wanneer hierdoor de maatschappelijke orde, het recht zelf, de vrijheid en de vrede in gevaar worden gebracht.
Vindevogel verloor de narratieve werking van het recht uit het oog en bleef steken in zijn eigen narratief. Het recht heeft een eigen narratieve werking, het luistert naar het narratief van de verdediging, maar ook naar het narratief van de maatschappij, van het moment, van de slachtoffers, van de ordening en wordt gesproken in het narratief van de rechter. Gedachten, overwegingen, wetten, gevoelens, motiveringen, maatschappelijke verhoudingen (historisch materialistische onderbouw en Hegeliaanse bovenbouw) ontstaan of worden gedragen of ontvangen via individuele subjectieve waarnemingen zoals beeld, klank, gevoel, pijn, geur.
Deze concepten zijn niet te herleiden tot individuele subjectieve psychische interpretaties. Deze signalen van hetgeen verkeerdelijk psyché wordt geheten, is soma (materie/lichaam). Zij bestaan uit verbindingen van massa, zoals een computer informatie opslaat en die via een interface in de eigen taal van de somma intern wordt opgeslagen De interpretatie, de gedachte, is niet immaterieel (laat staan spiritueel) maar ook soma. Het onderscheid tussen lichaam en ziel (massa en psyché) is een illusie, ja zelfs een waanbeeld. Alles is soma.(lichaam materie).
Deze soma , deze chemische verbinding, gelezen in de eigen taal vormt een eigen narratief. Dit eigen narratief in de eigen interne taal wordt vertaald (met fouten) naar de gesproken of geschreven taal die verondersteld wordt (bij conventie begrepen te worden door de andere.
Zo wordt het reeds vertaalde eigen narratief verteld in de conventietaal el aldaar opnieuw vertaald en gelezen door elke andere onderscheiden soma. Overtuiging ontstaat door een soort resonantie van onderscheiden soma middels steeds opnieuw vertaalde en hertaalde talen.
Aldus ontstaat een slechts gebrekkige onvolkomen digitalisering van een eigen analoog signaal. Wanneer dit signaal beperkt blijft tot het eigen narratief, zonder voeling met het andere narratief en zonder de taal en het narratief van de beslisser (rechter), zijn bronnen (de wet, maar ook de omgeving, de maatschappelijke context, de tijd, de plaats) en diens publiek voldoende te willen kennen, te willen lezen, te willen begrijpen te negeren dan stevent in een proces de verdediging uit op een ijsberg met catastrofale gevolgen..
Toen Vindevogel verklaarde twijfels te hebben aan de waarde van onze democratische instellingen en te hebben geloofd dat een dictatuur kansen bood, trapte hij, gespeend van elke vorm van nederigheid, in de val van zijn eigen narratief gelijk, miste hij elke broodnodige captatio benevolentiae, ontstak hij de lonten van de smeekbede op vergelding en tekende hij hiermee zijn doodvonnis.
Literatuur
VERROKEN J. en BAERT K., Het Proces Vindevogel, Davidsfonds, Leuven, 1994 (beweerde woordelijke weergave van het proces in beroep)
DEPAUW V., De Dood Met De Kogel, Davidsfonds, Leuven, 1979 (Het verhaal achter de mens).