De wet bepaalt voorziet dat de rechter de rechtsplegingsvergoeding kan “omslaan” tussen partijen. Dit kan wanneer de rechter oordeelt dat een eis maar gedeeltelijk gegrond is. Ook voor geschillen tussen echtgenoten, samenwonenden, bloedverwanten in opgaande lijn (kleinkinderen- ouders- grootouders), broers en zussen en aanverwanten in dezelfde graad geldt de mogelijkheid tot omslaan van de kosten.
Omslaan betekent verdelen van de kosten.
De notie «omslaan», zoals bedoeld in art. 1017 Ger.W., is niet nader gedefinieerd door de wetgever.
Omslaan van kosten kan o.a. impliceren dat elke partij haar eigen kosten draagt, maar ook dat de kosten worden verdeeld, al dan niet pro parte. In essentie heeft de rechter een waaier aan mogelijkheden.
Met omslaan wordt in de regel wel bedoeld dat elke partij instaat voor haar eigen rechtsplegingsvergoeding.
Deze bepaling werd ingevoegd met het doel de verhouding tussen de voormelde bloed- of aanverwanten respectievelijk gehuwden niet bijkomend te verstoren, door nog een kostenveroordeling uit te spreken, ten gevolge van een geschil dat tussen hen is ontstaan.
artikel 1017, vierde lid, Ger. W stelt:
Art. 1017. [...]
De kosten kunnen worden omgeslagen zoals de rechter het raadzaam oordeelt, hetzij wanneer de partijen onderscheidenlijk omtrent enig geschilpunt in het ongelijk zijn gesteld, hetzij over echtgenoten, [2 wettelijk of feitelijk samenwonenden,]2 bloedverwanten in de opgaande lijn, broeders en zusters of aanverwanten in dezelfde graad.
(Vierde lid opgeheven) <W 2005-02-21/36, art. 23, 071; Inwerkingtreding : 30-09-2005>
In een onderzoeksvonnis wordt de beslissing inzake kosten steeds aangehouden.
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 81, 148; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<W 2018-03-18/14, art. 23, 164; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
De wet laat de rechter toe te oordelen of hij het al dan niet raadzaam acht om de rechtsplegingsvergoeding en de kosten om te slaan.
Het oordeel van de rechter en het raadzaam oordelen van de rechter ontslaat de rechter niet tot motivering. De rechter is verplicht de beslissing nopens de rechtsplegingsvergoeding te motiveren, wanneer een partij over de rechtsplegingsvergoeding heeft geconcludeerd. De rechter is enkel niet verplicht tot motivering ter zake bij gebrek aan conclusie nopens de rechtsplegingsvergoeding. (Cass. 11 februari 1977, Arr.Cass. 1977, 649; Cass. 11 mei 1989, Arr.Cass. 1988-89, 1059; S. VOET, “Gedingskosten in de civiele rechtspleging”, Civiel procesrecht vandaag en morgen, Antwerpen, Intersentia, 2013, (73), 75, nr. 4. En F. MEERSSCHAUT, “Draaglast van de gedingkosten”, Jura.Falc. 1986-87, (275), 286.)
Het doel van deze bepaling ingeschreven in artikel 1017, vierde lid gerechtelijk wetboek is de verhouding tussen de voormelde bloed- of aanverwanten of gehuwden niet al te zeer te verstoren ten gevolge van een geschil dat tussen hen is ontstaan.
De wetgever had de verschillende geschillen voor ogen waarbij een relatie niet gebroken is of onherstelbaar gebroken is en waarbij een procedure zelfs helend kan werken, dan wel inzake procedures van ouders over de kinderen alwaar geen sprake is van een winnende of verliezende partij.
Compensatie is een voordeel verleend aan een verliezende partij, zonder dat de compensatie een vrijgeleide uitmaakt.
Het recht van verdediging (zeker in burgerlijke zaken) is geen absoluut recht en nog minder een vrijgeleide om op gelijk welke wijze procedure te voeren.
Bovendien is het artikel 1017 vierde lid geen vrijgeleide om binnen de familie maar om het even wat te gaan eisen en te beweren en hierbij in het wild om zich heen te slaan, waarbij niemand, noch God, noch klein Pierke gespaard worden.
Ten overvloede werkt de niet betaling van een door een familielid veroorzaakte kosten en honoraria wel eens conflict-verhogend en conflict-bestendigend.
Waar het omslaan van de kosten in een beperkt aantal gevallen een conflict kan helpen vermijden, zal deze doelstelling in heel wat gevallen juist tegenovergesteld werken.
Dit is des te meer het geval wanneer een verliezende partij door de eerste rechter gespaard blijft van de kosten en gezien hierdoor de kosten beperkt bleven, dan toch maar eens een terugmatch gaat spelen in hoger beroep vanuit de opvatting dat de kosten wel nog best kunnen meevallen, ook wanneer de appellant in beroep nog eens zou verliezen en aldus hoopt dat in beroep wel weer gecompenseerd zal worden. De rechter kan in hoger beroep wel eens de compensatie afwijzen dan wel zelfs een hogere rechtsplegingsvergoeding dan de basisvergoeding toestaan, zowel in eerste aanleg als in beroep.
Rechtsleer: J.Van Doninck, Het omslaan van de gedingkosten en de nieuwe rechtsplegingsvergoeding: as you like it?, RW 2009-2010, 306lees deze noot met het paswoord RW