Uittreksel uit het Strafwetboek in de lezing voorafgaand aan de
wetswijziging van 21 maart 2022. Voor de nieuwe strafrechtelijke bepalingen
zie artikel 417/5 en volgende strafwetboekArt. 372.(Zie NOTA 1 onder TITEL) <W 15-05-1912, art. 48> Elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, wordt gestraft met opsluiting (van vijf jaar tot tien jaar). <W 2000-11-28/35, art. 6, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
(De aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging door een bloedverwant in de opgaande lijn of adoptant gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige, zelfs indien deze de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt [
1 ...]
1, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. Dezelfde straf wordt toegepast indien de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft.) <W 2000-11-28/35, art. 6, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Door de wet van 14 november 2019 en de reparatiewet van 5 december 2019 (in werking getreden op 30 december 2019), zijn ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen onverjaarbaar. Het betreft onder meer voyeurisme, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, online grooming, organisatie en exploitatie van prostitutie, kinderpornografie, genitale verminking en mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Deze wetwijziging heeft evenwel niets veranderd aan de huidige verjaringstermijnen van seksuele misdrijven op meerderjarigen (zie Driek Deferme en Henry Otgaar, Onverjaarbaarheid ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen: tijd voor onafhankelijke commissie, De juristenkrant, 4 december 2019, p. 11).
Sinds de wijziging ervan bij art. 6 van de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, bepaalt art. 372 Sw.:
«Elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
De aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging door een bloedverwant in de opgaande lijn of adoptant gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige, zelfs indien deze de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, maar niet ontvoogd is door het huwelijk, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. Dezelfde straf wordt toegepast indien de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft».
Sinds de wijziging ervan bij art. 8 van de voormelde wet van 28 november 2000, bepaalt art. 375 Sw.:
«Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.
Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer.
Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar wordt gestraft ieder die de misdaad van verkrachting pleegt.
Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een kind boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden die van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.
Als verkrachting met behulp van geweld wordt beschouwd elke daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, die gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt. In dat geval is de straf opsluiting van vijftien tot twintig jaar.
De straf is opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, indien het kind geen volle tien jaar oud is».
Door de wet van 14 november 2019 en de reparatiewet van 5 december 2019 (in werking getreden op 30 december 2019), zijn ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen onverjaarbaar. Het betreft onder meer voyeurisme, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, online grooming, organisatie en exploitatie van prostitutie, kinderpornografie, genitale verminking en mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Deze wetwijziging heeft evenwel niets veranderd aan de huidige verjaringstermijnen van seksuele misdrijven op meerderjarigen (zie Driek Deferme en Henry Otgaar, Onverjaarbaarheid ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen: tijd voor onafhankelijke commissie, De juristenkrant, 4 december 2019, p. 11).