Zaakschade of materiële of stoffelijke schade geheten, is de schade aan stoffelijke zaken toegebrachte schade of bezittingen (materiële schade).
Krachtens de artt. 1382 en 1383 BW is degene die door zijn schuld aan een ander schade berokkent, verplicht deze integraal te vergoeden, wat impliceert dat de benadeelde teruggeplaatst wordt in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien de daad waarover hij zich beklaagt, niet was gesteld (de schadelijder heeft ook niet recht op meer waardoor principieel met de vetusteit rekening wordt gehouden).
Bij zaakschade heeft het slachtoffer recht op de vervangingswaarde van zijn vernielde zaak. De vervangingswaarde is het bedrag dat nodig is om zich een gelijkaardige zaak aan te schaffen. De vervangingswaarde is gelijk aan de werkelijke waarde van de vernielde zaak. Dat de zaak behoort tot het openbaar domein, doet hieraan niet af. De schadelijder heeft principieel geen recht op een vergoeding gesteund op de nieuwwaarde zonder rekening te houden met de vetusteit. Er wordt dus wel degelijk rekening gehouden met minwaarde door gebruik en slijtage. Dat een zaak behoort tot het openbaar domein, ongeacht de vetusteit van de zaak verandert daaraan niets.
Wanneer de schadelijder zich geen gelijkaardige zaak met eenzelfde graad van vetusteit kan aanschaffen heeft deze alsdan weliswaar recht op een vergoeding bepaald op grond van de nieuwwaarde van de beschadigde zaak.
Het terugplaatsen van de benadeelde in de toestand waarin hij zich bevond op het ogenblik van het schadegeval veronderstelt bij zaakschade niet de vervanging van het beschadigde object door de zorgen en het toedoen van degene die de schade veroorzaakte, maar wel de toekenning van een vergoeding in de vorm van een geldsom die de benadeelde in staat moet stellen zich een gelijkwaardig object aan te schaffen ter vervanging van het verlies. Op welke wijze de benadeelde het geld van de schadevergoeding zal besteden of niet zal besteden, is een latere gebeurtenis waarmee bij de begroting van de schadevergoeding geen rekening dient te worden gehouden, evenmin als met een prijsstijging of een prijsdaling die zich inmiddels zou voordoen.
Bij het bepalen van de vergoeding van zaakschade mag geen aftrek wegens vetusteit worden toegepast, wanneer de goederen een deel uitmaken van een groter geheel met een functionele waarde en er bij de latere vervanging van de goederen geen economisch waardeerbare meerwaarde bestaat, omdat bij een toekomstige vervanging van de goederen het materiaal dat thans in vervanging van het vernielde werd geplaatst, evengoed als de oudere uitrusting zal worden vervangen. (zie Onrechtmatige daad - Schade en schadeloosstelling - Zaakschade - Domeingoederen - Verkeerslichten - Geen aftrek wegens vetusteit, R.W., 2014-2015/20, p. 792-793.).