28 MEI 2002. - Wet betreffende de euthanasie
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder euthanasie verstaan het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek.
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden en procedure
Art. 3. § 1. De arts die euthanasie toepast, pleegt geen misdrijf wanneer hij er zich van verzekerd heeft dat :
- de patiënt een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige is die handelingsbekwaam en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek;
- het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet tot stand gekomen is als gevolg van enige externe druk;
- de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
§ 2. Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij vooraf en in alle gevallen :
1° de patiënt inlichten over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, met de patiënt overleg plegen over zijn verzoek tot euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van de palliatieve zorg, en hun gevolgen bespreken. Hij moet met de patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is en dat het verzoek van de patiënt berust op volledige vrijwilligheid;
2° zich verzekeren van het aanhoudend fysiek of psychisch lijden van de patiënt en van het duurzaam karakter van zijn verzoek. Daartoe voert hij met de patiënt meerdere gesprekken die, rekening houdend met de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiënt, over een redelijke periode worden gespreid;
3° een andere arts raadplegen over de ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen.
De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen. De behandelende arts brengt de patiënt op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging;
4° indien er een verplegend team is, dat in regelmatig contact staat met de patiënt, het verzoek van de patiënt bespreken met het team of leden van dat team;
5° indien de patiënt dat wenst, het verzoek van de patiënt bespreken met zijn naasten die hij aanwijst;
6° zich ervan verzekeren dat de patiënt de gelegenheid heeft gehad om over zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te ontmoeten.
§ 3. Indien de arts van oordeel is dat de patiënt kennelijk niet binnen afzienbare tijd zal overlijden, moet hij bovendien :
1° een tweede arts raadplegen, die psychiater is of specialist in de aandoening in kwestie, en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en van het vrijwillig, overwogen en herhaald karakter van het verzoek. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en de eerste geraadpleegde arts. De behandelende arts brengt de patiënt op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging;
2° minstens één maand laten verlopen tussen het schriftelijke verzoek van de patiënt en het toepassen van de euthanasie.
§ 4. Het verzoek van de patiënt moet op schrift zijn gesteld. Het document wordt opgesteld, gedateerd en getekend door de patiënt zelf. Indien de patiënt daartoe niet in staat is, gebeurt het op schrift stellen door een meerderjarige persoon die gekozen is door de patiënt en geen materieel belang mag hebben bij de dood van de patiënt.
Deze persoon maakt melding van het feit dat de patiënt niet in staat is om zijn verzoek op schrift te formuleren en geeft de redenen waarom. In dat geval gebeurt de opschriftstelling in bijzijn van de arts en noteert die persoon de naam van die arts op het document. Dit document dient bij het medisch dossier te worden gevoegd.
De patiënt kan te allen tijde het verzoek herroepen, waarna het document uit het medisch dossier wordt gehaald en aan de patiënt wordt teruggegeven.
§ 5. Alle verzoeken geformuleerd door de patiënt, alsook de handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van het (de) verslag(en) van de geraadpleegde arts(en), worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt.
HOOFDSTUK III. - De wilsverklaring
Art. 4. § 1. Elke handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige kan, voor het geval dat hij zijn wil niet meer kan uiten, schriftelijk in een wilsverklaring zijn wil te kennen geven dat een arts euthanasie toepast indien deze arts er zich van verzekerd heeft :
- dat hij lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
- hij niet meer bij bewustzijn is;
- en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.
In de wilsverklaring kunnen één of meer meerderjarige vertrouwenspersonen in volgorde van voorkeur aangewezen worden, die de behandelende arts op de hoogte brengen van de wil van de patiënt. Elke vertrouwenspersoon vervangt zijn of haar in de wilsverklaring vermelde voorganger in geval van weigering, verhindering, onbekwaamheid of overlijden. De behandelende arts van de patiënt, de geraadpleegde arts en de leden van het verplegend team kunnen niet als vertrouwenspersoon optreden.
De wilsverklaring kan op elk moment worden opgesteld. Zij moet schriftelijk worden opgemaakt ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt en moet gedateerd en ondertekend worden door degene die de verklaring aflegt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(e)n.
Indien de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen fysiek blijvend niet in staat is om een wilsverklaring op te stellen en te tekenen, kan hij een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel belang heeft bij het overlijden van de betrokkene, aanwijzen, die zijn verzoek schriftelijk opstelt, ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt. De wilsverklaring vermeldt dat de betrokkene niet in staat is te tekenen en waarom. De wilsverklaring moet gedateerd en ondertekend worden door degene die het verzoek schriftelijk opstelt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen.
Bij de wilsverklaring wordt een medisch getuigschrift gevoegd als bewijs dat de betrokkene fysiek blijvend niet in staat is de wilsverklaring op te stellen en te tekenen.
Met de wilsverklaring kan alleen rekening gehouden worden indien zij minder dan vijf jaar vóór het moment waarop betrokkene zijn wil niet meer kan uiten, is opgesteld of bevestigd.
De wilsverklaring kan op elk moment aangepast of ingetrokken worden.
De Koning bepaalt hoe de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.
§ 2. De arts die euthanasie toepast, tengevolge een wilsverklaring zoals voorzien in § 1, pleegt geen misdrijf indien deze arts er zich van verzekerd heeft dat de patiënt :
- lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
- hij niet meer bij bewustzijn is;
- en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is;
en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij vooraf :
1° een andere arts raadplegen over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiënt en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt de patiënt. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. Indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen brengt de behandelende arts deze vertrouwenspersoon op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging.
De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen;
2° indien er een verplegend team is dat in regelmatig contact staat met de patiënt, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met het team of leden van dat team;
3° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, het verzoek van de patiënt met hem bespreken;
4° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met de naasten van de patiënt die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen.
De wilsverklaring en, alsook alle handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van het verslag van de geraadpleegde arts, worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt.
HOOFDSTUK IV. - Aangifte
Art. 5. De arts die euthanasie heeft toegepast, bezorgt binnen vier werkdagen het volledig ingevulde registratiedocument bedoeld in artikel 7 van deze wet aan de in artikel 6 bedoelde federale controle- en evaluatiecommissie.
HOOFDSTUK V. - De Federale Controle- en Evaluatiecommissie
Art. 6. § 1. Er wordt een Federale Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van deze wet, hierna te noemen « de commissie ».
§ 2. De commissie bestaat uit zestien leden. Zij worden aangewezen op basis van hun kennis en ervaring inzake de materies die tot de bevoegdheid van de commissie behoren. Acht leden zijn doctor in de geneeskunde, van wie er minstens vier hoogleraar zijn aan een Belgische universiteit. Vier leden zijn hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit, of advocaat. Vier leden komen uit kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten.
Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het mandaat van lid van een van de wetgevende vergaderingen en met het mandaat van lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering.
De leden van de commissie worden, met inachtneming van de taalpariteit - waarbij elke taalgroep minstens drie kandidaten van elk geslacht telt - en op grond van pluralistische vertegenwoordiging, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, benoemd uit een dubbele lijst, voorgedragen door de Senaat, voor een termijn van vier jaar, die kan worden verlengd. Het mandaat wordt van rechtswege beëindigd indien het lid de hoedanigheid waarin hij zetelt verliest. De kandidaten die niet als effectief lid zijn aangewezen, worden tot plaatsvervanger benoemd, in de orde van opvolging die volgens een lijst bepaald wordt. De commissie wordt voorgezeten door een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter. Deze voorzitters worden verkozen door de commissieleden van de desbetreffende taalgroep.
De commissie kan slechts geldig beslissen als twee derden van de leden aanwezig zijn.
§ 3. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.
Art. 7. De commissie stelt een registratiedocument op dat door de arts, telkens wanneer hij euthanasie toepast, ingevuld moet worden.
Dit document bestaat uit twee delen. Het eerste deel moet door de arts worden verzegeld. Het bevat de volgende gegevens :
1° de naam, de voornamen en de woonplaats van de patiënt;
2° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en de woonplaats van de behandelende arts;
3° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en de woonplaats van de arts(en) die over het euthanasieverzoek is (zijn) geraadpleegd;
4° de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van alle personen die de behandelende arts heeft geraadpleegd, en de data van deze raadplegingen;
5° indien er een wilsverklaring is waarin een of meer vertrouwenspersonen worden aangewezen, de naam en de voornamen van de betrokken vertrouwensperso(o)n(en).
Dit eerste deel is vertrouwelijk en wordt door de arts aan de commissie overgezonden. Er kan alleen inzage van worden genomen na beslissing van de commissie. In geen geval kan de commissie zich hierop baseren voor haar evaluatietaak.
Het tweede deel is eveneens vertrouwelijk en bevat de volgende gegevens :
1° het geslacht, de geboortedatum en de geboorteplaats van de patiënt;
2° de datum, de plaats en het uur van overlijden;
3° de aard van de ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening waaraan de patiënt leed;
4° de aard van de aanhoudende en ondraaglijke pijn;
5° de redenen waarom dit lijden niet gelenigd kon worden;
6° op basis van welke elementen men zich ervan heeft vergewist dat het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is en niet tot stand is gekomen als gevolg van enige externe druk;
7° of aangenomen kon worden dat de patiënt binnen afzienbare termijn zou overlijden;
8° of er een wilsverklaring is opgemaakt;
9° de procedure die de arts gevolgd heeft;
10° de hoedanigheid van de geraadpleegde arts of artsen, het advies en de data van die raadplegingen;
11° de hoedanigheid van de personen die door de arts geraadpleegd zijn en de data van die raadplegingen;
12° de wijze waarop de euthanasie is toegepast en de gebruikte middelen.
Art. 8. De commissie onderzoekt het volledig ingevulde registratiedocument dat haar door de behandelende arts is overgezonden. Zij gaat op basis van het tweede deel van het registratiedocument na of de euthanasie is uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in deze wet. In geval van twijfel kan de commissie bij gewone meerderheid besluiten om de anonimiteit op te heffen. Zij neemt dan kennis van het eerste deel van het registratiedocument. De commissie kan aan de behandelende arts elk element uit het medisch dossier dat betrekking heeft op de euthanasie opvragen.
De commissie spreekt zich binnen twee maanden uit.
Is de commissie van oordeel bij beslissing genomen door een tweederde meerderheid dat de in deze wet bepaalde voorwaarden niet zijn nageleefd, dan zendt zij het dossier over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiënt.
Als bij het opheffen van de anonimiteit blijkt dat er feiten of omstandigheden bestaan waardoor de onafhankelijkheid of de onpartijdigheid van het oordeel van een lid van de commissie in het gedrang komt, zal dit lid zich verschonen of kunnen gewraakt worden bij de behandeling van deze zaak in de commissie.
Art. 9. Ten behoeve van de Wetgevende Kamers stelt de commissie de eerste keer binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet en nadien tweejaarlijks :
a) een statistisch verslag op waarin de informatie is verwerkt uit het tweede deel van het volledig ingevulde registratiedocument dat de artsen haar overeenkomstig artikel 8 hebben overgezonden;
b) een verslag op waarin de toepassing van de wet wordt aangegeven en geëvalueerd;
c) in voorkomend geval, aanbevelingen op die kunnen leiden tot een wetgevend initiatief en/of andere maatregelen inzake de uitvoering van deze wet.
Teneinde deze opdrachten te vervullen, kan de commissie alle bijkomende inlichtingen inwinnen bij de diverse overheidsdiensten en instellingen. De inlichtingen die de commissie inwint zijn vertrouwelijk.
Geen van deze documenten mag de identiteit vermelden van personen die genoemd worden in de dossiers die aan de commissie zijn overgezonden in het kader van haar controletaak zoals bepaald in artikel 8.
De commissie kan besluiten om aan universitaire onderzoeksteams die een gemotiveerd verzoek daartoe doen, statistische en zuiver technische gegevens mee te delen, met uitsluiting van alle persoonsgegevens. Zij kan deskundigen horen.
Art. 10. De Koning stelt een administratief kader ter beschikking van de commissie voor het uitvoeren van haar wettelijke opdrachten. De formatie en het taalkader van het administratief personeel worden bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voordracht van de minister bevoegd voor de Volksgezondheid en de minister bevoegd voor de Justitie.
Art. 11. De werkingskosten en de personeelskosten van de commissie, alsook de vergoeding van haar leden, komen voor de ene helft ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Volksgezondheid en voor de andere helft ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Justitie.
Art. 12. Eenieder die, in welke hoedanigheid ook, zijn medewerking verleent aan de toepassing van deze wet, is verplicht tot geheimhouding van de gegevens die hem in de uitoefening van zijn opdracht worden toevertrouwd en die hiermee verband houden. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.
Art. 13. Binnen zes maanden na het indienen van het eerste verslag en, in voorkomend geval, van de aanbevelingen van de commissie, bedoeld in artikel 9, vindt hierover een debat plaats in de Wetgevende Kamers. Die termijn van zes maanden wordt geschorst gedurende de periode dat de Wetgevende Kamers ontbonden zijn en/of dat er geen regering is die het vertrouwen heeft van de Wetgevende Kamers.
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen
Art. 14. Het verzoek en de wilsverklaring bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet hebben geen dwingende waarde.
Geen arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen.
Geen andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan het toepassen van euthanasie.
Weigert de geraadpleegde arts euthanasie toe te passen, dan moet hij dit de patiënt of de eventuele vertrouwenspersoon tijdig laten weten waarbij hij de redenen van zijn weigering toelicht. Berust zijn weigering op een medische grond dan wordt die in het medisch dossier van de patiënt opgetekend.
De arts die weigert in te gaan op een euthanasieverzoek moet, op verzoek van de patiënt of de vertrouwenspersoon, het medisch dossier van de patiënt meedelen aan de arts die is aangewezen door de patiënt of de vertrouwenspersoon.
Art. 15. Een persoon die overlijdt ten gevolge van euthanasie toegepast met toepassing van de voorwaarden gesteld door deze wet, wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven wat betreft de uitvoering van de overeenkomsten waarbij hij partij was, en met name de verzekeringsovereenkomsten.
De bepalingen van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op de in artikel 3 bedoelde leden van het verplegend team.
Art. 16. Deze wet treedt in werking ten laatste drie maanden nadat ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
KB van 27 april 2007 tot regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt geregistreerd en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld (B.S. 7/6/2007)
bron: Belgisch Staatsblad-Moniteur belge
Deze bepalingen treden in werking op 1 september 2008.
wet van 28 mei 2002 = Euthanasiewet
Uit het Verslag aan de Koning:
1. Context
Volgens de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie kan een handelsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige in een schriftelijke wilsverklaring zijn wil te kennen geven dat een arts euthanasie toepast indien hij niet meer bekwaam is. Merk terzijde op dat een arts op basis van dergelijke wilsverklaring niet kan gedwongen worden om euthanasie toe te passen. Men heeft dus niet zoals dat het geval is in het kader van de rechten van de patiënt, een recht op euthanasie.
Artikel 4, § 1, laatste lid, van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie stelt dat de Koning bepaalt hoe deze wilsverklaring inzake euthanasie wordt opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.
In een eerste fase werd in uitvoering van deze bepaling bij koninklijk besluit van 2 april 2003 vastgesteld hoe de wilsverklaring inzake euthanasie wordt opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken.
In het besluit dat aan U wordt voorgelegd wordt voornoemd artikel 4 uitgevoerd voor wat betreft de registratie van de wilsverklaring en de mededeling ervan via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen.
Duidelijk moet zijn dat de enige finaliteit van deze regeling is de arts die geconfronteerd wordt met een patiënt die wilsonbekwaam is en die zich in een situatie bevindt waarin euthanasie zou kunnen worden toegepast, te informeren. Gesignaleerd dient dat daar het een facultatief systeem van registratie betreft, de arts er rekening dient mee te houden dat hij er niet op kan vertrouwen dat indien hij het hierna besproken systeem raadpleegt, hij beschikt over de meest recente informatie.
2. De registratie van de wilsverklaring
In onderhavig koninklijk besluit wordt vooreerst een registratieprocedure voor de wilsverklaring inzake euthanasie vastgelegd. Het betreft een facultatieve registratieprocedure : een wilsverklaring is met andere woorden eveneens geldig indien geen gebruik wordt gemaakt van de beschreven mogelijkheid tot registratie.
De persoon (handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige) die een wilsverklaring inzake euthanasie (een initiële, een herbevestiging, een herziening of een intrekking) wenst te laten registreren volgens de in het besluit voorziene procedure, moet een formulier zoals in bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 april 2003, invullen. (artikel 1)
Vervolgens begeeft hij zich met het ingevulde formulier naar de gemeente van zijn woonplaats voor de registratie ervan. (artikel 1)
Behalve dat men voor zichzelf een wilsverklaring kan laten registreren, is voorzien dat indien men fysiek niet bekwaam is om de wilsverklaring op te stellen en te ondertekenen, de persoon die de wilsverklaring effectief opstelde (mogelijkheid voorzien in artikel 4, § 1, vierde en vijfde lid, van de euthanasiewet) deze ook voor registratie kan aanbieden. (artikel 1)
De ambtenaar van de burgerlijke stand is verplicht het ingevulde formulier in ontvangst te nemen.
Vooraleer hij echter begint met de effectieve registratie, dient hij een tweeledige controle uit te voeren :
1° vooreerst moet hij de identiteit controleren van de persoon die de wilsverklaring voor registratie aanbiedt. Het betreft dus ofwel een controle of de identiteit van de persoon die de wilsverklaring aanbiedt overeenstemt met de identiteit van de persoon op wie de wilsverklaring betrekking heeft. Ofwel wordt gecontroleerd of de persoon die de wilsverklaring aanbiedt de persoon is die in de wilsverklaring door de fysiek onbekwame betrokkene wordt aangewezen om zijn wilsverklaring vast te leggen
;2° daarnaast moet hij nagaan of de aangeboden wilsverklaring strookt met het model gevoegd aan het koninklijk besluit van 2 april 2003. Het betreft een vormelijke controle (o.a. zijn alle gegevens ingevuld ?, heeft iedereen ondertekend ?). (artikel 2)
Indien deze identiteitscontrole en formele controle een positief resultaat opleveren, wordt met de daadwerkelijke registratie van de wilsverklaring begonnen.
Dit houdt in dat de gemeenteambtenaar, via het netwerk van de diensten van het Rijksregister, een bericht stuurt naar de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu waarin volgende specifiek gegevens zijn opgenomen (artikel 3) :
a) datum en tijd van registratie van de wilsverklaring door de gemeente evenals de niscode van de gemeente waar de wilsverklaring voor registratie werd aangeboden
;b) het identificatienummer van het Rijksregister van de persoon op wie de wilsverklaring betrekking heeft, zijn naam, voornamen, geboortedatum en geslacht
;c) het identificatienummer van het Rijksregister van de opsteller van de wilsverklaring indien deze ze in toepassing van artikel 1, § 1, tweede lid, voor registratie aanbiedt, zijn naam, voornamen en geslacht
;d) het voorwerp van de wilsverklaring (initiële wilsverklaring, herbevestiging, herziening of intrekking)
;e) de datum van de wilsverklaring
;f) het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen van de eventuele vertrouwenspersonen in een door de betrokkene aangegeven volgorde, hun naam, voornamen en geslacht,
;g) het aantal aangewezen vertrouwenspersonen indien er meer dan 10 werden aangewezen.
De rol van het Rijksregister bij de overdracht van de gegevens door de gemeenten aan de FOD Volksgezondheid kan als volgt worden toegelicht.
De gemeenten hebben een lijnverbinding (netwerk) met het Rijksregister. Van deze lijnverbinding maken de gemeenten gebruik om de gegevens met betrekking tot de wilsverklaringen inzake euthanasie, bij middel van een bijwerkingstransactie, over te maken aan de FOD Volksgezondheid. Het Rijksregister zelf neemt hierbij een passieve houding aan en fungeert dus uitsluitend als doorgeefluik voor de transacties tussen gemeenten en de FOD Volksgezondheid.
Het Rijksregister bewaart zelf geen enkel gegeven dat werd verkregen in het kader van de verwerking zoals bedoeld in het besluit noch bewaart het enig informatiespoor hieromtrent. Het enige dat op het niveau van het Rijksregister, met het oog op de veiligheid en de transparantie, wordt bewaard is een spoor dat weergeeft dat via het netwerk van het Rijksregister door de gemeente gegevens inzake euthanasie werden overgemaakt aan de FOD Volksgezondheid. Meer concreet betekent dit dat men op het niveau van het Rijksregister kan traceren dat er op moment X door de gemeenten gebruik werd gemaakt van het netwerk van het Rijksregister om gegevens inzake euthanasie over te maken aan de FOD Volksgezondheid.
Voor alle volledigheid, de tussenkomst van het Rijksregister zoals omschreven in onderhavig besluit, is een tussenkomst zoals bedoeld in artikel 16, eerst lid, 12°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De finaliteit van de registratie van de gegevens vermeld onder b), c) en f) is de volgende. Ze maken het vooreerst mogelijk te controleren of de in de databank geregistreerde wilsverklaring(en) werkelijk betrekking heeft op de patiënt waaromtrent de arts gegevens opvraagt (b) ). Anderzijds bieden deze gegevens de mogelijkheid om de betreffende personen te contacteren. (zie verder onder punt 3))
Wat betreft de finaliteit van de registratie van de andere gegevens kan het volgende worden gesteld. De gegevens onder a) moeten het mogelijk maken terug te gaan naar de bron van de geregistreerde gegevens (vb. bij een of ander probleem met betrekking tot de registratie). De registratie van het voorwerp van de registratie zoals bedoeld onder d) is evident. De registratie van de datum van de betreffende wilsverklaring is dan weer nodig gelet op het feit deze maar geldig is indien ze binnen de 5 jaar wordt herbevestigd (artikel 3 koninklijk besluit van 2 april 2003). Bovendien is het mogelijk dat eenzelfde persoon meerdere wilsverklaringen laat registreren. In dergelijk geval primeert van de geregistreerde wilsverklaringen, de meest recente wilsverklaring. De registratie van het aantal vertrouwenspersonen indien het er meer zijn dan 10 is ingegeven door het volgende. In de databank kunnen per wilsverklaring maximaal van 10 vertrouwenspersonen de gegevens bedoeld onder f) worden opgenomen. Door het aantal te vermelden weet men dat indien de 10 geregistreerde vertrouwenspersonen om een of andere reden niet kunnen optreden, er meer dan 10 zijn aangeduid. Voor de precieze gegevens van deze vertrouwenspersonen zal men dan in het bijhorende papieren document moet kijken (zie verder).
De hierboven onder a) tot en met g) vermelde gegevens worden binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu in een centrale databank geregistreerd. Het is op dit niveau dat de gegevens dus elektronisch worden bewaard. (artikel 4, § 1)
Ook binnen de FOD Volksgezondheid worden de 'papieren' documenten die als basis dienden voor de registratie, bewaard. Meerbepaald sturen de gemeentebesturen deze documenten naar het directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. (artikel 4, § 2)
Voor elke bericht dat de FOD Volksgezondheid via het netwerk van het Rijksregister ontvangt van een gemeente stuurt ze, eveneens via de tussenkomst van het Rijksregister, aan het betrokken gemeentebestuur, als ontvangstbewijs, een document waarin de gegevens die in haar databank zijn opgenomen, worden weergegeven. (artikel 5, § 1) Teneinde de transparantie van de verwerking naar de burger toe te verwezenlijken wordt in bedoeld document eveneens volgende informatie opgenomen : de identiteit van de verantwoordelijke voor de verwerking (zie verder), de manier van verwerking, de doeleinden van de verwerking, het bestaan van een recht op toegang en verbetering en de ontvangers van de gegevens. Het betreft hier informatie die door de FOD Volksgezondheid als verantwoordelijke van de verwerking moet worden verstrekt. (zie verder). Merk terzijde op dat ook op dit vlak op het niveau van het Rijksregister een spoor wordt bewaard dat weergeeft dat via het netwerk van het Rijksregister door FOD Volksgezondheid gegevens inzake euthanasie werden overgemaakt aan de gemeente. In het kader van de traceerbaarheid wordt meer concreet bijgehouden dat op moment X door de FOD Volksgezondheid gebruik werd gemaakt van het netwerk van het Rijksregister om gegevens inzake euthanasie over te maken aan een gemeente.
Aan de persoon waarop de wilsverklaring betrekking heeft, wordt op het moment dat hij deze laat registreren, een door de gemeenteambtenaar geviseerd afschrift van de aangeboden wilsverklaring afgegeven.
Eveneens krijgt hij een afschrift van het hierboven beschreven document dat de FOD Volksgezondheid aan de gemeente toezendt. (artikel 5, § 2)
Indien de gemeenteambtenaar de registratie niet onmiddellijk uitvoert of indien de wilsverklaring wordt geregistreerd op verzoek van de opsteller van de wilsverklaring in geval van fysieke onbekwaamheid van de betrokkene zelf, worden beide afschriften aan de betrokkene zelf binnen de 15 dagen toegezonden.
Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene mogen de gegevens niet langer in de databank worden bewaard dan dat noodzakelijk is in het kader van de finaliteit waarvoor ze erin werden opgenomen. Gelet de finaliteit van de registratie het informeren van de arts omtrent de wil van een patiënt is, dienen de gegevens in de databank te worden geschrapt na het overlijden van betrokkene. Teneinde echter geen bewijsstukken te vernietigen wordt voorzien dat na het overlijden van betrokkene de gegevens toch nog worden bewaard gedurende de periode dat een gerechtelijke procedure kan worden ingesteld. (artikel 6)
3. Het meedelen van de wilsverklaring aan de betrokken artsen
Indien een arts geconfronteerd wordt met een patiënt die wilsonbekwaam is en die zich in een situatie bevindt waarin in toepassing van de euthanasiewet, euthanasie zou kunnen worden toegepast, richt hij zich tot de centrale databank opgericht bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om na te gaan of voor zijn patiënt in deze databank gegevens in verband met een wilsverklaring inzake euthanasie zijn opgenomen. (artikel 7, § 1)
Artsen hebben 24 u. op 24 u. toegang tot deze centrale databank via een webapplicatie.
Vooraleer ze evenwel in de gegevens van de databank kunnen zoeken, dienen ze zich te identificeren en te authentificeren. Daarvoor moeten ze gegevens van hun electronische identiteitskaar opgegeven. Naast de identificatie en authentificatie moet er zekerheid bestaan omtrent het gegeven dat de arts die toegang wenst te bekomen, daadwerkelijk de hoedanigheid van arts bezit. Teneinde hieromtrent uitsluitsel te hebben, is er een link van de hier besproken webapplicatie met de federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen zoals bedoeld in artikel 35quaterdecies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, ook wel kadaster genoemd.
Indien de identificatie en authentificatie en de raadpleging van het kadaster een positief resultaat opleveren, kan de betrokken arts in de databank op zoek gaan naar een eventuele wilsverklaring van zijn patiënt. Hij dient daarvoor tegelijkertijd volgende gegevens in te vullen : naam, voornamen, geboortedatum en geslacht van de betrokken patiënt.(artikel 7, § 2)
Indien in de databank voor deze patiënt gegevens zijn opgenomen, dan worden de arts volgende gegevens meegedeeld (artikel 7, § 3):
a) naam, voornamen, geslacht en hoofdverblijfplaats van de patiënt
;b) de historiek van alle wilsverklaringen die de patiënt liet registreren
;c) de datum van elke onder b) bedoelde wilsverklaring
;d) naam, voornaam en hoofdverblijfplaats van de eventueel aangeduide vertrouwensperso(o)nen en van de eventuele opsteller van de wilsverklaring.
Door een combinatie van de gegevens bedoeld in punten b) en c) weet de arts welke de meest recente geregistreerde wilsverklaring van zijn patiënt is. Zoals hiervoor reeds werd vermeld is het registratiesysteem zoals hier beschreven een facultatief systeem. Dit betekent dus dat een meer recente wilsverklaring die niet werd geregistreerd primeert op een geregistreerde wilsverklaring.
De gegevens vermeld onder d) maken het de arts mogelijk de eventueel aangewezen vertrouwenspersonen tijdens de fase die de euthanasie vooraf gaat, te contacteren. Hij is hiertoe immers verplicht door de euthanasiewet zelf (artikel 4, § 2, 1°, 3° en 4°, euthanasiewet).
Belangrijk om te vermelden is dat vooraleer voormelde gegevens aan de betrokken arts worden overgemaakt, de FOD Volksgezondheid het Rijksregister consulteert. Deze consultatie heeft meerbepaald als doel de meest actuele gegevens bedoeld onder punten a) en d) te bekomen inclusief de actuele hoofdverblijfplaats. Het is immers bijvoorbeeld mogelijk dat een vertrouwenspersoon tussen het tijdstip van de registratie van de wilsverklaring en het opvragen van informatie door de arts, is verhuisd. Het beschikken over de meest actuele gegevens maakt het een arts dus ondermeer mogelijk om de vertrouwenspersonen correct te contacteren. Indien een van de personen vermeld onder d) op het ogenblik van het raadplegen van de databank zou zijn overleden dan wordt de overlijdensdatum aan de betrokken arts meegedeeld.
Teneinde een zekere controle te kunnen uitoefenen op de toegang tot de databank euthanasie' wordt voorzien dat iedere raadpleging ervan wordt getraceerd. Op regelmatige tijdstippen wordt de Federale Controle- en Evaluatiecommissie op de hoogte gebracht van deze raadplegingen. Derwijze wordt de Commissie in de mogelijkheid gesteld om de toepassing van de euthanasiewet op dit vlak te evalueren, een taak dit haar door artikel 9, eerste lid, b), van de euthanasiewet, is toegewezen. (artikel 8)
4. De verantwoordelijke voor de verwerking
De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, vereist dat voor iedere verwerking van persoonsgegevens een verantwoordelijke voor de verwerking wordt aangeduid. Deze bepaalt het doel en de middelen voor de verwerking. Deze verantwoordelijke voor de verwerking moet de verschillende verplichtingen die in voornoemde wet zijn opgenomen, vervullen. Om een betere transparantie te verzekeren is de identificatie van de verantwoordelijke voor de verwerking belangrijk : hij kan worden aangesproken op zijn verplichtingen en de betrokken personen kunnen ten opzichte van hem hun rechten laten gelden.
Voor de verwerking zoals omschreven in onderhavig besluit is de FOD Volksgezondheid de verantwoordelijke voor de verwerking. (artikel 9)
In het onderhavig ontwerp worden een aantal specifieke taken opgenomen die deze verantwoordelijke voor de verwerking, met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen moet naleven.
Hierbij dient vermeld dat de gemeenten voor een aantal bewerkingen omschreven in het besluit, optreden als verwerker in de zin van artikel 1, § 5, van voormelde wet van 8 december 1992. De FOD Volksgezondheid kan bijgevolg zijnde verantwoordelijke voor de verwerking voor alle bewerkingen omschreven in het besluit, aan deze verwerker rechtstreeks administratieve instructies geven (vb. in het kader van een omzendbrief).
5. In werking treden
De bepalingen treden in werking op 1 september 2008.