Het vermogen van een persoon is de juridische algemeenheid die het geheel van de bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen omvat.(
art. 3.35 eerste lid NBW)
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft een vermogen en, behoudens indien de wet anders bepaalt, slechts één enkel vermogen (
art. 3.35 tweede lid NBW)
Het nieuwe burgerlijk wetboek heeft aan de vermogensleer niets gewijzigd. Wel wordt voorzien op wettelijke uitzonderingen op de eenheid van vermogen.
Het vermogen van een persoon geldt als het algemeen verhaalsonderpand van zijn schuldeisers.
In geval er meerdere schuldeisers zijn (samenloop van schuldeisers) wordt de opbrengst ervan onder hen naar evenredigheid van hun vordering verdeeld, tenzij er tussen de schuldeisers wettige redenen van voorrang bestaan.
De wet voorziet thans ook uitdrukkelijk in de mogelijkheid om tussen schuldeiser en schuldenaar een overeenkomst te sluiten waarbij afstand van rang wordt gedaan.
Uittreksel uit het NBW:
Art. 3.36. Algemeen verhaalsonderpand
Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.
In geval van samenloop tussen de schuldeisers, wordt de opbrengst ervan onder hen naar evenredigheid van hun vordering verdeeld, tenzij er tussen de schuldeisers wettige redenen van voorrang bestaan. Een schuldeiser kan met zijn schuldenaar overeenkomen dat hij tegenover bepaalde of alle schuldeisers een lagere rang neemt dan de wet hem toekent.
Uitzondering op de samenloop van de schuldeisers en de eenheid van vermogen is de kwalteitsrekening.De tegoeden op deze rekeningen zijn afgescheiden van het vermogen van de rekeninghouder (zie
art. 3.37 NBW).
Deze derdenrekeningen worden wettelijk geregeld in artikelen 446quater, 446quinquies, 522/1 en 522/2 van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 21/2 van de wet van 11 februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar en de artikelen 34 en 34bis van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt.
Indien het tegoed van de rekening ontoereikend is voor de betaling van de in het eerste lid bedoelde derden, wordt het tussen hen verdeeld in verhouding tot hun aanspraken. Indien de rekeninghouder zelf rechten heeft op het tegoed van de rekening, wordt hem slechts het saldo toegekend dat overblijft nadat alle rechten van de derden zijn voldaan.