De wet 19 december tot wijziging van diverse bepalingen inzake de regelgeving betreffende het levenloos kind heeft niet de bedoeling gehad om bestaande sociaal- of fiscaal rechtelijke gevolgen verbonden aan doodgeboren kinderen uit te breiden of te beperken. De akte maakt een voornamelijk symbolische erkenning uit.
De akte van een levenloos kind, die door de ambtenaar van de burgerlijke stand op verzoek van de ouders wordt opgemaakt na een zwangerschapsduur van 140 dagen (bedoeld in artikel 58, § 2, van het Burgerlijk Wetboek) wordt eveneens omgevormd tot een geboorteakte sui generis.
Benadrukt blijft dat dergelijke akte doet voor de ouders geen rechten of plichten ontstaan.
De wettelijke bepalingen willen voornamelijk troost en erkenning bieden aan de ouders, door de erkenning van het bestaan het doodgeboren kindje in een akte sui generis.
De erkenning van de zwangerschap en het levenloos geboren kind door de opmaak van een geboorteakte kan voor de ouders een belangrijke steun zijn in de rouwverwerking. De nadruk dient gelegd op het vrijwillige karakter van deze aangifte. De ouders moeten zelf te bepalen hoe zij het liefst gestalte geven aan het verwerken van het verlies van hun kind Deze vrije keuze is noodzakelijk uit respect voor eenieders overtuiging, en omdat hierdoor ieders rouwverwerkingsproces in acht kan worden genomen.
Om de vrije keuze van de ouders te bewaren, worden aan deze facultatieve aangifte geen sociale voordelen, noch andere rechten en plichten verbonden.
Wat de mogelijkheid tot het begraven of laten cremeren van levenloos geboren kinderen die geboren zijn vóór de 180e dag van de zwangerschap worden in het Vlaams Gewest en de Duitstalige Gemeenschap geen ondergrens gehanteerd.
Door het decreet van 28 maart 2014 werd de aanvankelijke ondergrens van 12 weken zwangerschap in het Vlaams Gewest opgeheven.
— Artikel 15, § 2, van het Vlaams Decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging luidt: “§ 2. Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidgrens nog niet hebben bereikt, worden […] op verzoek van de ouders begraven of gecremeerd. De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot het begraven en cremeren van levenloos geboren kinderen.”.
— Artikel 16, § 3, van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van het Duitstalige Parlement luidt: “§ 3. Foetussen die vóór de 180e dag van de zwangerschap geboren zijn, worden begraven of gecremeerd, naargelang van de wens van de ouders of van de persoon die belast is met de lijkbezorging.”.
In het Waals Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt voor het begraven of laten cremeren van levenloos geboren kinderen die geboren zijn vóór de 180e dag van de zwangerschap wel een ondergrens gehanteerd van 15 weken (of 106 dagen) zwangerschap.
— Artikel L1232-17, § 3, van het Waals Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, luidt: “§ 3. Levenloos geboren foetussen, die geboren zijn tussen de 106e en de 180e dag van de zwangerschap, worden op verzoek van de ouders hetzij begraven op de stille kinderweide, hetzij gecremeerd. In geval van crematie wordt de as verstrooid op de stille kinderweide. Het vervoer van de foetussen naar de begravings- of verstrooiingsplaats gebeurt op decente wijze.”.
— Artikel 15ter van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging (zoals van kracht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest), luidt: “Art. 15ter. Levenloos geboren foetussen, die geboren zijn tussen de 106e en de 180e dag van de zwangerschap, worden op verzoek van de ouders hetzij begraven op een daartoe op de gemeentelijke begraafplaats aangelegde “stille kinderweide”, hetzij begraven op de intercommunale begraafplaats, hetzij gecremeerd. De as kan worden bijgezet in urnen op de stille kinderweide of in het columbarium, of verstrooid op een strooiweide ingericht op de stille kinderweide.
De ouders kunnen ook, net zoals dat kan voor de as van minderjarige kinderen en onder dezelfde wettelijke voorwaarden, kiezen voor hetzij verstrooiing, hetzij begraving, hetzij bewaring in een urne van de as op een andere plaats dan de begraafplaats. De Brusselse Hoofdstedelijke regering bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de mogelijkheden voor een waardig afscheid van de levenloos geboren foetus voor de betrokken gemeenten.”.
Uit dit overzicht blijkt duidelijk dat in de verschillende deelstaten er een verschillende regelgeving bestaat omtrent het begraven en cremeren van levenloos geboren kinderen. Daarom stellen wij voor de federale wetgeving af te stemmen op deze gehanteerd door de drie gewesten en de Duitstalige Gemeenschap. Door te verwijzen naar de regionale wetgeving, zullen de ouders, van zodra het levenloos geboren kind volgens de toepasselijke regelgeving begraven of gecremeerd kan worden op hun verzoek, ook de vraag kunnen stellen om een geboorteakte sui generis op te maken, zonder dat deze akte specifieke rechtsgevolgen kan doen ontstaan.