Uittreksel uit het NBW
“Art. 5.103. Relativiteit en tegenwerpelijkheid
Het contract doet enkel tussen partijen verbintenissen ontstaan. Derden kunnen slechts de nakoming van een contractuele verbintenis vorderen indien de wet dat bepaalt en in het geval bedoeld in artikel 5.107.
Derden dienen het bestaan van een contract als feit te erkennen en mogen het bestaan ervan in hun voordeel inroepen.
Art. 5.104. Algemene rechtverkrijgenden
De gevolgen van het contract gaan over op de erfgenamen, en andere algemene rechtverkrijgenden en rechtverkrijgenden onder algemene titel, tenzij het tegendeel werd bedongen of dat uit de aard of de strekking van het contract voortvloeit.
Art. 5.105. Bijzondere rechtverkrijgenden - Kwalitatieve rechten
Behoudens andersluidend beding gaan de voor overdracht vatbare rechten die zodanig nauw verbonden zijn met een goed dat het belang bij die rechten afhankelijk is van de eigendom van het goed, over op diegene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.
De aard en de omvang van de overgedragen rechten worden bepaald door het contract waaruit zij voortvloeien.
Art. 5.106. Sterkmaking
Men kan zich sterk maken door te beloven dat een derde een bepaalde prestatie zal verrichten.
Weigert de derde de prestatie uit te voeren, dan is diegene die zich heeft sterk gemaakt gehouden tot herstel van de schade van de medecontractant, behoudens andersluidend beding.
Heeft de sterkmaking tot voorwerp de bekrachtiging van een rechtshandeling gesloten in naam en voor rekening van een ander, dan werkt de bekrachtiging terug tot op de datum van de sterkmaking, onverminderd de door derden verkregen rechten.
Art. 5.107. Derdenbeding
Een contract kan aan een derde het recht verlenen om de nakoming van een bepaalde prestatie te eisen.
Het beding ten behoeve van een derde doet onmiddellijk een rechtstreeks recht ontstaan tegen de belover en laat de rechten van de contractspartijen onverlet.
Een dergelijk beding kan uitdrukkelijk overeengekomen zijn of voortvloeien uit de aard en strekking van het contract.
De derde-begunstigde dient bepaalbaar te zijn. Het volstaat dat de derde bestaat en bepaald is wanneer de prestatie opeisbaar wordt.
De aard en de omvang van het recht van de derde-begunstigde worden bepaald door het contract en zijn onderworpen aan de nadere regels en beperkingen van het contract.
De uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding door de derde-begunstigde maakt het derdenbeding onherroepelijk. De aanvaarding kan ook uitgaan van de erfgenamen van de derde-begunstigde en andere algemene rechtverkrijgenden.
Art. 5.108. Herroeping en aanwijzing van een andere begunstigde
Het recht tot herroeping of aanwijzing van een andere begunstigde komt uitsluitend toe aan de bedinger. De herroeping en de aanwijzing hebben terugwerkende kracht.
Art. 5.109. Onwerkzaam derdenbeding
Kan het beding ten behoeve van een derde geen uitwerking krijgen, dan komt het recht toe aan de bedinger, tenzij deze een andere begunstigde aanwijst.
Art. 5.110. Rechtstreekse vordering
De wet kan een schuldeiser het recht verlenen om in eigen naam en voor eigen rekening de nakoming van een prestatie te eisen van de schuldenaar van zijn schuldenaar ten belope van hetgeen deze aan zijn schuldeiser verschuldigd is.
Tenzij de wet anders bepaalt, kan de onderschuldenaar tegen de hoofdschuldeiser alle excepties inroepen waarover hij beschikt tegen de hoofdschuldenaar op het ogenblik waarop die schuldeiser de uitoefening van zijn recht ter kennis brengt.
Tenzij de wet anders bepaalt, kan de onderschuldenaar ook alle excepties inroepen waarover de hoofdschuldenaar tegen de hoofdschuldeiser beschikt.
Art. 5.111. Derde-medeplichtigheid aan de miskenning van een contractuele verbintenis
Een derde begaat een onrechtmatige daad wanneer hij heeft deelgenomen aan de niet-nakoming door een partij van haar contractuele verbintenissen terwijl hij het bestaan van deze verbintenissen kende of behoorde te kennen.
uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek Art. 1165. Overeenkomsten brengen alleen gevolgen teweeg tussen de contracterende partijen; zij brengen aan derden geen nadeel toe en strekken hun slechts tot voordeel in het geval voorzien bij artikel 1121.
Art. 1166. Niettemin kunnen de schuldeisers alle rechten en vorderingen van hun schuldenaar uitoefenen, met uitzondering van die welke uitsluitend aan de persoon verbonden zijn.
Art. 1167. Zij kunnen ook in hun eigen naam opkomen tegen de handelingen die hun schuldenaar verricht heeft met bedrieglijke benadeling van hun rechten.
Niettemin, wat betreft hun rechten vermeld in de titel Erfenissen en in de titel (Huwelijksvermogensstelsels), moeten zij zich naar de aldaar voorgeschreven regels gedragen. <W 14-07-1976, art. IV, 10>
Toepassingen
Lastgeving
Een derde mag zich op het bestaan van een lastgevingsovereenkomst beroepen om zijn vordering tegen een van de partijen, nl. de lasthebber die de opdracht kreeg om gelden aan deze derde door te storten, te rechtvaardigen (Cass., 29 mei 1974, Arr. Cass., 1974, 1072; Pas., 1974, I, 998).
Onderverhuring
Een contract van onderverhuring waaraan de verhuurder vreemd is, brengt geen gevolg teweeg voor de verbintenissen van de oorspronkelijke huurder jegens de verhuurder, voor zover de verbintenissen van de huurder krachtens de oorspronkelijke huurovereenkomst verder blijven bestaan (Cass., 8 januari 1981).
Beding ten behoeve van een derdeOvereenkomsten doen ten voordele van derden enkel een recht ontstaan indien zij een beding ten behoeve van een derde bevatten (Cass., 22 april 1955,
Pas., 1955, I, 910), of wanneer een bijzondere wettelijke bepaling hun dat gevolg toekent (Cass., 9 juli 1953,
Pas., 1953, I, 911;
R.W., 1953-54, 935;
Arr. Cass., 1953, 792; vgl. Cass., 14 februari 1980,
Arr. Cass., 1980, 705;
Pas., 1980, I, 692).
Derde medeplichtigheid aan contractbreuk (5.111 NBW)