Wat zijn onrechtmatige bedingen in relaties tussen ondernemingen onderling?
Schriftelijke bedingen in overeenkomsten tussen ondernemingen moeten duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld (de transparantieregel die dus ook in B2B contracten geldt) en overeenkomsten kunnen worden geïnterpreteerd aan de hand van o.m. de marktpraktijken die er rechtstreeks verband mee houden. Zie art.VI.91/2 WER).
Weliswaar kan bijzondere wetgeving hiervan afwijken, zoals inzake de wet op de betalingsachterstand in handelstransakties of de handelshuurwet, waarbij we algemeen kunnen stellen dat de bepalingen van het WER de Lex generalis uitmaakt waarvan middels de wet specialis kan afgeweken.
De nieuwe regels van de b2b-wet inzake de contractuele bedingen ingevolge de wet van 4 april 2019 treden in werking op 1 december 2020. Lees ook onze bijdrage over de b2b wet van 4 april 2019.
Dit geldt voor alle contractuele (schriftelijke) bedingen in algemene voorwaarden in alle soorten (gebruikelijke) contracten of toetredingscontracten zowel met betrekking tot roerende als onroerende goederen als met betrekking tot diensten.
Uitzondering contractuele bedingen inzake financiële diensten. Een financiële dienst wordt voor de toepassing van boek VI WER gedefinieerd als iedere dienst van bancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen. De regels van de b2b-wet inzake de contractuele bedingen zijn evenmin van toepassing op overheidsopdrachten en de overeenkomsten die eruit voortvloeien.
De regels inzake onrechtmatige bedingen behoren tot het Belgisch recht. Wanneer ondernemingen kiezen voor buitenlands recht van toepassing op hun geschillen, dan zijn hierop de Belgische regels van toepassing. Weliswaar dient er rekening mee gehouden dat ook buitenlandse rechtsstelsels een gelijkaardige regeling kunnen hebben.
Schendingen die ingaan tegen de openbare (rechts)orde raken de openbare orde en resulteren in absolute nietigheid. Het schoolvoorbeeld hiervan is de regel die de toegang tot de rechter zou verbieden.
Overeenkomsten tussen ondernemingen dienen geïnterpreteerd tegen degene die het recht verkrijgt.
Net zoals in de overeenkomsten tussen ondernemingen en consumenten zijn er expliciete onrechtmatige en verboden bedingen.
De contractvrijheid van ondernemingen wordt beperkt in die zin dat ook voor contracten tussen ondernemingen onderling (b2b) geldt dat een contractueel beding onrechtmatig en verboden is wanneer het, al dan niet in samenhang met andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen.
In de zogenaamde zwarte lijst zijn de bedingen opgenomen, die principieel zonder verdere beoordeling onrechtmatig en verboden zijn.
De bedingen die in die grijze lijst zijn opgenomen, worden vermoed onrechtmatig en verboden te zijn, maar het tegenbewijs kan worden geleverd.
Zwarte lijst van onrechtmatige bedingen
a) Onherroepelijke verbintenis versus verbintenis onder potestatieve voorwaarde Art. VI.91/4, 1° WER verbiedt bedingen die ertoe strekken te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de ene onderneming, terwijl de uitvoering van de prestaties van de andere onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil.
b) Eenzijdige interpretatiebedingen (Art. VI.91/4, 2° WER)
c) Afstand van elk middel van verhaal (o.m. ontzeggen van toegang tot de rechter). (Art. VI.91/4, 2° WER)
d) Onweerlegbare kennisname- of aanvaardingsbedingen (art. VI.91/4, 4° WER)
Grijze lijst van onrechtmatige bedingen
a) Eenzijdige wijzigingsbedingen (art. VI.91/5, 1° WER)
b) Bedingen inzake de duur van een overeenkomst: stilzwijgende verlenging of vernieuwing en redelijke opzegtermijn
i. bedingen die ertoe strekken een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn (art. VI.91/5, 2° WER).
ii. bedingen die ertoe strekken, onverminderd art. 1184 BW, de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn (art. VI.91/5, 5° WER).[volgens de letter van de wet impliceert dit dat ook overeenkomsten van bepaalde duur mits een redelijke opzegtermijn moeten kunnen beëindigd]
c) Contractuele omkering van het economisch risico eonder tegenprestatie (art. VI.91/5, 3° WER).
d) Ongepaste contractuele beperking of uitsluiting van de wettelijke rechten in geval van wanprestatie(art. VI.91/5, 4° WER).
e) Bepaalde exoneratieclausules (art. VI.91/5, 6° WER).
f) Bedingen tot beperking van bewijsmiddelen (art. VI.91/5, 7° WER).
g) Excessieve schadebedingen (art. VI.91/5, 8° WER).
Sancties bij verboden bedingen
Onrechtmatige bedingen in overeenkomsten tussen ondernemingen zijn verboden en (ver)nietig(baar) Daarnaast kan er ook een stakingsvordering m.b.t. onrechtmatige worden ingesteld .
Anders dan inzake contracten met consumenten is het opnemen van onrechtmatige bedingen in een ondernemingsovereenkomst als zodanig niet strafbaar gesteld, tenzij er sprake is van kwade trouw van de onderneming (art. XV.84 WER).
Parlementaire stukken bij de tot standkoming van de wet:
Verslag namens de commissie bij het wetsvoorstel
Overeenkomsten tussen consumenten onderling
Er zijn nog geen bijzondere bepalingen inzake oneerlijke bedingen in contractuele relaties tussen consumenten onderling. Vraag is in hoeverre deze door de rechtspraak dan wel door de wetgever zullen gevormd worden naar analogie, te meer er reeds wetgeving bestaat voor B2C en B2B relaties. De stap naar C2C is derhalve gemakkelijk gezet.
Uitsluiting kernbedingen
De beoordeling van het onrechtmatige karakter van bedingen heeft geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren producten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd
zie art. 16 houdende wijziging van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen tot invoeging van art. VI.91/3 in het WER:
Art. 16. van de wet van 4 april 2019 In dezelfde titel 3/1, wordt een artikel VI.91/3 ingevoegd, luidende :
"Art. VI.91/3. § 1. Voor de toepassing van deze titel is elk beding van een overeenkomst gesloten tussen ondernemingen dat, alleen of in samenhang met één of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen, onrechtmatig.
§ 2. Voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter van een beding van een overeenkomst worden alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, de algemene economie van de overeenkomst, alle geldende handelsgebruiken, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend met de aard van de producten waarop de overeenkomst betrekking heeft.
Voor de beoordeling van het onrechtmatige karakter wordt tevens rekening gehouden met het in artikel VI.91/2, eerste lid, bepaalde vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid van het beding.
De beoordeling van het onrechtmatige karakter van bedingen heeft geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren producten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.".