Samenvatting
In het arbeidsovereenkomstenrecht wordt vakantiegeld niet beschouwd als de tegenprestatie van de arbeid die ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt verricht: het is geen 'loon' in de gebruikelijke zin van 'tegenprestatie van arbeid die ter uitvoering van de overeenkomst wordt verricht' (concl. AG Lenaerts, voor Cass. 20 april 1977, J.T.T. 1977, p.180).
Het vormt een 'voordeel dat is verworven krachtens de arbeidsovereenkomst' dat in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van het loon in de ruimere betekenis van artikel 39, tweede lid, van de wet van 3 jui 1978 ('De opzeggingsvergoeding behelst niet alleen het lopende loon, maar ook de voordelen verworven krachtens de overeenkomst') of van het vroegere artikel 67, § 2, eerste lid, van die wet ('Het loon omvat, benevens de wedde, alle krachtens de arbeidsovereenkomst verworven voordelen'; Cass. 17 februari 1992, AC 1991-92, nr. 315; zie ook concl. AG Lenaerts voor Cass. 25 april 1988, AC 1987-1988, nr. 513; Cass. 10 november 1986, AC 1986-87, nr. 152; Cass. 28 april 1986, AC 1986-87, nr. 526; Cass. 10 mei 1982 AC 1981-82, nr. 532; Cass. ver. kam. 2 februari 1981, AC 1980-81, nr. 326; Cass. 19 maart 1985, Bull. en Pas. 1985,I, 736; Cass. 22 mei 1974, AC 1974, 1057; Cass. 4 december 1974, AC 1975, 402; Cass. 23 maart 1953, AC 1953, 495).
Vakantiegeld is weliswaar verschuldigd naar rata van de ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst verrichte arbeid. Aangezien het echter overeenstemt met de dagen waarop de arbeid niet wordt verricht, vormt het geen tegenprestatie van die arbeid.