Krachtens artikel 13 van het Gerechtelijk Wetboek is een tussenvordering iedere vordering die in de loop van het geding wordt ingesteld en ertoe strekt hetzij de oorspronkelijke vordering te wijzigen of nieuwe vorderingen tussen de partijen in te stellen, hetzij personen die nog niet in het geding zijn geroepen, erin te betrekken.
De voornaamste tussenvorderingen zijn de additionele vorderingen, de nieuwe vorderingen, de tegenvorderingen en de tussenkomst.
De additionele en nieuwe vorderingen zijn de tussenvorderingen die uitgaan van een eiser en die tot doel hebben de oorspronkelijke vordering te wijzigen. Men spreekt van een bijgevoegde of additionele vordering wanneer de tussenvordering het verlengstuk vormt van de gedinginleidende vordering en van een nieuwe vordering wanneer het voorwerp van de vordering wordt uitgebreid, gewijzigd of anders gekwalificeerd (J. VAN COMPERNOLLE en G. CLOSSETMARCHAL, Syllabus de droit judiciaire (UCL), 2001-2002, Fascicule II, p. 17).
Zijn aldus te onderscheiden:
• tussenvorderingen tot uitbreiding, wijziging of aanvulling van de hoofdvordering;
• tegenvorderingen;
• tussenvorderingen waarbij tussen partijen die reeds in het geding zijn een procesverhouding wordt gecreëerd
• de tussenkomst
En de vermindering van de vordering?
Krachtens art. 807 Ger. W. kan een vordering die voor de rechter aanhangig is, uitgebreid of gewijzigd worden, indien de nieuwe, op tegenspraak genomen conclusies, berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd, zelfs indien hun juridische omschrijving verschillend is.
De vermindering door een partij van haar oorspronkelijke vordering tot een louter provisionele veroordeling voor een deel van het oorspronkelijk bedrag, maakt geen uitbreiding of wijziging van de vordering uit in de zin van art. 807 Ger. W. en kan dientengevolge mondeling en ook bij verstek worden geformuleerd. Cass. 12 juni 2008, RW 2008-2009, 1469 met noot Mosselmans lees deze noot met het paswoord van RW