Ieder veroordelend vonnis, uitgesproken tegen de beklaagde en tegen de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn, veroordeelt hen tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.
De burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard of die zich met een afzonderlijke vordering heeft aangesloten bij een rechtstreekse dagvaarding van een andere burgerlijke partij, of die, bij ontstentenis van enig beroep van het openbaar ministerie, de beklaagde of burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, hoger beroep heeft ingesteld en die in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld tot het aan de beklaagde en aan de burgerrechtelijke aansprakelijke persoon betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De vergoeding wordt bepaald door het vonnis.
In strafzaken kan de rechter de in het ongelijk gestelde partij ambtshalve veroordelen tot betaling aan de in het gelijk gestelde partij van het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding. Op die beslissing is het beschikkingsbeginsel niet van toepassing.
De strafrechter dient bij de berekening van de
rechtsplegingsvergoeding in beginsel uit te gaan van het gevorderde bedrag, doch slechts in zoverre dit gebaseerd is op een telastlegging of telastleggingen die hij bewezen verklaart (zie
Cass. 15 sept. 2020)
Een vrijgesproken beklaagde kan een rechtsplegingsvergoeding verhalen op de burgerlijke partijen.
Uittreksel uit het wetboek van strafvordering: Art. 162bis.<Ingevoegd bij W
2007-04-21/85, art. 9;
Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13> Ieder veroordelend vonnis, uitgesproken tegen de beklaagde en tegen de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn, veroordeelt hen tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.
[
2 De burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard of die zich met een afzonderlijke vordering heeft aangesloten bij een rechtstreekse dagvaarding van een andere burgerlijke partij, of die, bij ontstentenis van enig beroep van het openbaar ministerie, de beklaagde of burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, hoger beroep heeft ingesteld en die in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld tot het aan de beklaagde en aan de burgerrechtelijke aansprakelijke persoon betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De vergoeding wordt bepaald door het vonnis.]
2 ----------
(
1)<W
2010-02-21/17, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 20-04-2019. Overgangsbepaling : art. 5>
(
2)<W
2018-03-18/14, art. 6, 057; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
De vrijgesproken beklaagde die door een burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard bekomt wel een rechtsplegingsvergoeding.
De inverdenkinggestelde die bij de regeling van de rechtspleging een beslissing van buitenvervolgingstelling geniet, ten laste van de burgerlijke partij die de strafvordering heeft ingesteld door een klacht met burgerlijke partijstelling bekomt wel een rechtsplegingsvergoeding.
Maar:De vrijgesproken beklaagde, na een verwijzingsbeslissing van het onderzoeksgerecht, bekomt
geen rechtsplegingsvergoeding ten laste van de burgerlijke partij die de strafvordering op gang heeft gebracht door een klacht met burgerlijke partijstelling. Het is immer niet de burgerlijke partij maar wel de raadkamer die de strafvordering verder heeft geactiveerd door de verwijzing. Derhalve is de burgerlijke partij niet exclusief verantwoordelijk voor de voortzetting van de strafvervolging.