Uittreksel uit het burgerlijk wetboek:Art. 488/2. [
1 Een beschermingsmaatregel over de goederen kan worden bevolen voor meerderjarige personen die zich in staat van verkwisting bevinden, indien en voor zover de bescherming van hun belangen dit vereist.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-03-17/14, art. 31, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Commentaar:De beschermende maatregelen die een vrederechter kan opleggen aan een verkwister betreffen dus enkel de goederen en niet de persoon van de verkwister.
De bedoeling van de wetgever was hierbij niet alleen de persoon te beschermen tegenover zichzelf maar ook ten aanzien van derden die ofwel onbetaald zouden blijven, ofwel een naaste zien afglijden in behoeftigheid die de uitwerking van een onderhoudsplicht met zich mee zou kunnen brengen.
De staat van verkwisting werd niet in de wet gedefinieerd. De wetgever hield eraan de ontwerptekst inhoudende de definiëring van de verkwisting niet te definiëren teneinde de vrederechter een ruime invullingsmarge voor het begrip te laten.
In het wetsontwerp werd de verkwisting gedefinieerd als “de zekere en gebruikelijke neiging tot verspilling van het eigen vermogen door buitensporige uitgaven die de gebruikelijke inkomsten van de persoon overschrijden en het kapitaal aantasten zonder dat er enige verantwoording voor bestaat”.(Toelichting, Parl.St. Kamer 2010-11, nr. 53-1009/001, 80. Zie ook N. LABEEUW m.m.v. E. VAN LANDEGHEM, “Bespreking nieuwe wet: het nieuwe gerechtelijk beschermingsstatuut”, TEP 2014, (7), 7.).
Verkwisting behelst de toetsing aan een referentiekader, hetgeen tegenstrijdig lijkt met de algemeen aanvaarde opinie dat een gedrag niet aangepast aan de maatschappelijke waarden bij het beheer over goederen of middelen geen aanstelling van een bewindvoerder kan rechtvaardigen. Die tegenstrijdigheid kan evenwel vermeden worden door het onderscheid te maken tussen subjectieve en objectieve waardering van de onaangepaste aanwending van gelden en middelen. Het geldbeheer dient derhalve manifest onredelijk te zijn. Onverklaarbare uitgaven volstaan niet.
De verkwisting van kapitaal is op zich geen voorwaarde om een bewindvoerder aan te stellen. Uitgaven die de inkomsten aanhoudend overstijgen, zelfs zonder aantasting van kapitaal kunnen aanzien worden als verkwisting. Deze objectief onverantwoorde aanhoudende uitgaven dienen de eindeloze, dwaze en ridicule uitgaven hun oorzaak te vinden in een aantasting van de wilsfactor door, grillen, impulsdrang, fantasieën, waanbeelden, hartstochten, gebrek aan weerbaarheid ten aanzien van benaderende oplichters en fantasten.
De beperking in het oude artikel 1238§1 tweede lid waardoor het initiatiefrecht tot het verzoeken van de beschermingsmaatregel over verkwisters werd beperkt tot de te beschermen persoon zelf, zijn ouders, zijn echtgenoot of zijn wettelijke samenwonende partner, de persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, een lid van de naaste familie of de lasthebber wanneer er een geregistreerde bijzondere of algemene lastgeving voorhanden is, is opgeheven.
Thans geldt de algemene regel van het nieuwe artikel 1238§1 gerechtelijk wetboek voor elk bewind:
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 1238.[
1 § 1. De beschermde of te beschermen persoon, elke belanghebbende of de procureur des Konings kan om een rechterlijke beschermingsmaatregel verzoeken op grond van de artikelen 488/1 tot 502 van het Burgerlijk Wetboek of de bepalingen van dit hoofdstuk.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de vrederechter ambtshalve een beschermingsmaatregel nemen:
1° als bij hem een verzoek als bedoeld in de artikelen 5, § 1, en 23 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke is neergelegd en als hem een omstandig verslag als bedoeld in de artikelen 13, 14 en 25 van dezelfde wet wordt toegezonden;
2° als de internering van een persoon werd bevolen;
3° in de andere gevallen waarin uitdrukkelijk is voorzien in de wet, inzonderheid in de gevallen bedoeld in de artikelen 490/1, § 2, en 490/2, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek; of
4° als hij gevat is overeenkomstig paragraaf 1 en zulks nuttig acht, voor zover partijen geen verzoek in die zin hebben neergelegd.
In het in het eerste lid, 1°, bedoelde geval wordt de beschermingsmaatregel bij afzonderlijke beschikking bevolen.
Het openbaar ministerie deelt de bevoegde vrederechter onverwijld de beslissing tot internering mee.]
1 ----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 53, 174; Inwerkingtreding : 01-03-2019>