De strafrechter wordt gevat ten aanzien van de hem voorgelegde feiten en is niet gebonden door de kwalificatie die het parket, de burgerlijke partij of eventueel zelfs de raadkamer aan de feiten geeft. De strafrechter wordt "in rem" (dwz door de zaak, de feiten) gevat en het is de taak van de strafrechter om zelf de juiste kwalificaties te geven aan de feiten.
Hij is er zelfs toe gehouden aan het ten laste gelegde feit zijns inziens juiste wettelijke omschrijving te geven, zelfs indien de nieuwe omschrijving het bestaan inhoudt van andere rechtsbestanddelen dan die welke de oorspronkelijke omschrijving in de dagvaarding inhield (Cass. 2 december 1997, A.C. 1997, nr. 522; zie ook: Cass. 21 januari 1992, A.C. 1991-92, nr. 263).
De rechter is niet gebonden door de kwalificatie die aan het vervolgde feit wordt gegeven in de akte van aanhangigmaking, maar hij moet aan de feiten hun juiste omschrijving geven, die, mits eerbiediging van het recht van verdediging van partijen, hetzelfde feit tot voorwerp heeft als de materiële gebeurtenis die het voorwerp van de vervolging uitmaakt; de rechter oordeelt onaantastbaar welke de materiële gebeurtenis is die het voorwerp van de vervolging uitmaakt en die aan de akte van aanhangigmaking ten grondslag ligt, alsook of een heromschrijving het aanhangig gemaakte feite ongewijzigd laat; het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen niet te verantwoorden gevolgen afleidt
De omschrijving van de feiten in de dagvaarding laat de beklaagde toe zich doeltreffend te verdedigen. Daarom dient de rechter Als hij meent de oorspronkelijke kwalificatie te moeten wijzigen, moet hij de beklaagde verwittigen, om hem de mogelijkheid te geven zich werkelijk en volledig te verdedigen (Cass. 10 april 1991, A.C. 1990-91, nr. 419; 21 januari 1992, A.C. 1991-92, nr. 263; 26 oktober 1993, A.C. 1993, nr. 432; 8 februari 1994, A.C. 1994, nr. 72; 14 januari 1998, A.C. 1998, nr. 24; 13 januari 1999, A.C. 1999, nr. 21; 17 oktober 2000, A.C. 2000, nr. 554; 16 mei 2001, A.C. 2001, nr. 288; 4 december 2001, P.00.0558.N; 23 oktober 2002, P.02.0958.F. Lees: Lapériou-Schneider, B., "Haro sur l'obligation d'informer le prévenu", Dalloz 2002, jurisprudence, commentaires, 3161).
"De omschrijving kan slechts op regelmatige wijze worden gewijzigd, zegt het Hof, als de beklaagde op de hoogte is gebracht van de wijziging of als hij tegen de nieuwe omschrijving verweer heeft gevoerd of heeft kunnen voeren". In voorkomend geval zal de rechter de heropening van de debatten moeten bevelen (Cass. 8 december 1992, A.C. 1991-92, nr. 774; 8 februari 1994, A.C. 1994, nr. 72; 1 februari 1995, A.C. 1995, nr. 62; 31 mei 1995, A.C. 1995, nr. 268; 1 oktober 1997, A.C. 1997, nr. 379.).
Wanneer de omschrijving van het feit in de verwijzing of in de dagvaarding niet voldoende precies is, moet aan de beklaagde, met het oog op zijn recht van verdediging, van de precisering ervan kennis worden gegeven en moet de rechter hem tevens de mogelijkheid geven zich hierop te verdedigen, desnoods met de zaak uit te stellen. Zowel het openbaar ministerie of de burgerlijke partij, als de rechter kunnen de kennisgeving verrichten en deze precisering kan zelfs voor het eerst in hoger beroep geschieden (Cass. 28 juni 1994, A.C.
1994, nr. 335; 31 oktober 2000, A.C. 2000, nr. 589; zie ook: Cass. 4 december 2001, P.00.0558.N). Hiermee houdt het Hof zich getrouw aan zijn klassieke rechtspraak (Zie Declercq, R., o.c., nr. 1008, en de voetnoot 347).
De rechter beoordeelt alleen de feiten die hem worden onderworpen, maar dan onder al hun kwalificaties. Art. 182 Sv. bepaalt de bewoordingen niet waarin de feiten van de tenlastelegging dienen te worden omschreven (Cass. 30 november 1970, R.W. 1970-71, 1518), maar de feitenrechter is verplicht aan het hem ter beoordeling aangebrachte feit de juiste kwalificatie te geven, mits hij vaststelt dat het nieuw omschreven feit hetzelfde is als datgene dat aan de vervolging ten grondslag lag, en zulks ongeacht de door het openbaar ministerie gebezigde naamgeving (Cass. 23 september 1987, Arr. Cass. 1987-88, 105; Cass. 22 februari 1971, R.W. 1971-72, 952). zie Noot Vandeplas onder Hof van Beroep Antwerpen, 30/01/2008 RW 2009-2010, 71.
De bevoegdheid van de strafrechter is wel expliciet beperkt tot de feiten en die feiten alleen die door de dagvaarding werden aanhangig gemaakt. (Cass. 23 februari 1999, R.W. 1999-2000, 1189; S. Van Overbeke, «De interpretatie van de telastlegging», R.W. 1999-2000, 1177).
Ook de rechter in beroep is gehouden tot kwalificatie een gebeurlijk tot de herkwalificatie. Wanneer de rechter in beroep vaststelt dat de eerste rechter bepaalt feit verkeerd heeft gekwalificeerd, kan de beroepsrechter dus geen vrijspraak verlenen op grond van deze verkeerde kwalificatie maar dient hij het feit opnieuw te kwalificeren en over deze nieuwe kwalificatie uitspraak te doen. wanneer de eerste rechter dus ten onrechte een misdrijf gekwalificeerd heeft als diefstal en de rechter in beroep vaststelt dat de feiten geen diefstal maar heling uitmaken dient de beroepsrechter de feiten opnieuw te kwalificeren als heling en over deze nieuwe kwalificatie uitspraak te doen. De beroepsrechter mag een dergelijke zaak dus geen vrijspraak verlenen. Een en ander werd bevestigd door het Hof van Cassatie op 9 december 2008 RABG 2009/13, 926 met noot Filip Van Volsem: Hij die als dief wordt vervolgd, kan worden vervolgd als heler en omgekeerd