De kapitalisatiemethode is een werkwijze die het mogelijk maakt om op een rekenkundige exacte manier een in de toekomst periodiek te betalen bedrag om te zetten in een constante waarde.
De kapitalisatiemethode wordt aldus gebruikt om een periodieke of constante toekomstige schade van materiële, financiële, economische of morele aard te vergoeden.
De kapitalisatiemethode komt er aldus op neer dat toekomstige schade wordt verdisconteert.
Zij vertrekt van een basisbedrag dat gelijk staat met de geraamde jaarlijkse schade en stelt verder de vraag welk bedrag er op heden dient gelegd te worden door de schadelijder om hierna in de loop van zijn verdere leven of in de loop van een vooraf bepaald aantal jaren periodiek het toekomstig schadebedrag aan zichzelf te kunnen betalen.
Het basisbedrag dient aldus vermenigvuldigd met een coëfficiënt, waarbij deze coëfficiënt afhangt van de leeftijd van het slachtoffer en van de beleggingsinterest die het toe te kennen kapitaal zal kunnen opbrengen.
Voor de kapitalisatietafels zie, J. Schryvers, schaderegeling in België, in Recht en Praktijk, pg. 156 e.v. en http://users.pandora/J.Schryvers/tables.
Door de stijgende levensverwachtingen voldoen deze berekening nog nauwelijks om een volledige vergoeding te voorzien. Het merendeel van de schadelijders zal zijn volledig kapitaal opgegeten zien op het ogenblik dat zijn vermoedelijke levensduur beëindigd is, waarbij statistisch gezien 70 % van de schadelijders de vermoedelijke levensduur bereikt en waarbij de vermoedelijke levensduur overigens stijgt in functie van de leeftijd van de schadelijder.
Elk slachtoffer heeft recht op volledige vergoeding en de rechter kan dus wel degelijk rekening houden met deze beschouwingen. Zie terzake ondermeer, schaderegeling in België, J. Schryvers, pg 56 e.v.
Toekomstige inflatie kan bij de kapitalisatiemethode worden ondervangen door :
- verhoging van het basisbedrag;
- ofwel door te verwachten rente te compenseren met de te verwachten inflatie, maw door de toekenning van het totale verlies zonder verdiscontering of de kapitalisatie aan 0%.
De rechtspraak is hierover evenwel niet eenduidig. Vergelijk, Cass., 22.12.1998, waarin bepaalt werd dat toekomstige inflatie niet kan ondervangen worden door verhoging van het basisbedrag, met Cass., 20.01.2003, waarin juist het tegendeel werd beweerd en met Cass., 08.11.2000 waarin een kapitalisatie aan 0% werd aanvaard en waarbij middels Cass., 24.06.2003, deze redenering weer werd verworpen. Zie ook, J. Schryvers, schaderegeling in België, pg 68 e.v.
Het schadebedrag zoals berekend via de kapitalisatiemethode is afhankelijk van de gebruikte tafels.
Zo zijn er tafels die berekenen aan de hand van zekere annuïteiten en tafels die berekenen aan de hand van lijfrenten.
Een zeker annuïteit is een periodieke uitkering die veronderstelt betaald te worden gedurende een vooraf te bepalen duur (b.v. tot de pensioengerechtigde leeftijd of een verwachte levensduur). Bij deze tafels wordt geen rekening gehouden met de kans op overlijden tijdens de zekere annuïteit.
Bij de lijfrente daarentegen wordt de periodieke uitkering berekend tot aan het overlijden van de lijfrentenier (eventueel beperkt tot een maximumbedrag) waarbij wel rekening wordt gehouden met de kans op tussentijds overlijden.
Het gebruik van tabellen op basis van lijfrente zal tot ondervergoeding leiden voor alle slachtoffers die de leeftijd van 65 jaar halen. Voor die slachtoffers die de leeftijd van 65 jaar niet halen zal zulks aanleiding geven tot een oververgoeding.
Het gebruik van verouderde heeft aanleiding tot ondervergoeding. Elk slachtoffer heeft er dus belang bij om steeds de meest recente tafels te gebruiken. Immers de tafels worden aangepast in functie van de stijgende levensverwachtingen waarbij de stijging in de levensverwachting aanleiding geeft tot een verhoging van de vergoeding.
De gebruikte tafels zijn stationair. Dit betekent dat zij de levensverwachtingen geven op dit ogenblik. Zij houden geen rekening met het feit dat de levensverwachting in de komende jaren wellicht zal stijgen. Eén en ander zou dienen aanleiding te geven tot een correctie, hetgeen best zou gebeuren door dynamische tafels.
Er zijn tafels die een berekening maken aan de hand van jaarlijkse rente en tafels die een berekening maken aan de hand van maandelijkse rentes.
De schadelijder heeft alle belang bij het gebruik van een tafel met maandelijkse coëfficiënt gezien de berekening in de tafels post numerando gebeurt ipv pre numerando.
Een post numerando rente betekent een rente die wordt uitgekeerd aan het einde van elke periode. Een pre numerando rente is daarentegen een rente die wordt uitgekeerd voor de aanvang van elke periode.
Indien gebruik gemaakt wordt van een tafel op basis van jaarlijkse rente, betekent dit dat de schadelijder het eerste jaar na de toekenning van het kapitaal zonder inkomsten zou blijven. Door te opteren voor een tafel met maandelijkse periodiciteit, wordt deze periode slechts beperkt tot 1 maand.
Splitsingsmethode
Bij kapitalisatie ingevolge overlijden of bestendige arbeidsongeschiktheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de reeds geleden schade en de toekomstige schade.
De reeds geleden schade wordt dan vergoed aan de waarde van de dag van de uitspraak meer de vergoedende interest.
De toekomstige schade wordt dan gekapitaliseerd. Op de toekomstige schade kan geen vergoedende interest worden toegerekend. Voor een voorbeeld en verdere toelichting, zie J. Schryvers, schaderegeling in België, pg 76 e.v.
Volgens de indicatieve tabel geven ongeschiktheden lager dan 15 % geen aanleiding tot de kapitalisatiemethode maar wel tot een vergoeding via het forfait per punt (zie indicatieve tabel).
Eén en ander is evenwel geen absoluut gegeven. Soms wordt ook nog het forfait toegepast voor ongeschiktheden van zelfs 20 % of 30 %.
Er wordt vaak geargumenteerd dat kleinere ongeschiktheden geen invloed hebben op het inkomen. Dit mag evenwel niet te absoluut worden aanzien. Een rechter mag slechts naar billijkheid (door een forfait per punt) ramen, voor zover hij motiveert waarom de kapitalisatieberekening niet kan worden aanvaard en voor zover hij tevens vaststelt dat het niet mogelijk is om de schade anders dan door middel van een forfait te bepalen. Zo is het dus perfect mogelijk dat ook de kapitalisatiemethode wordt gebruikt voor beperkte ongeschiktheden, zelfs onder de 15 %.
Eigenlijk kan elke schade gekapitaliseerd worden voor zover zij aanleiding kan geven tot een geschat basisbedrag.
De levensverwachtingen worden bij de kapitalisatiemethode best berekend aan de hand van de mediaanlevensduur. Deze gaat immers niet uit van de gemiddelde levensverwachting maar wel van de levensverwachting per leeftijdscategorie hetgeen een hogere levensverwachting geeft hoe ouder men wordt.
De kapitalisatiemethode zal ook aanleiding geven om een langstlevend echtgenoot te vergoeden voor de schade ingevolge het overlijden van een huwelijkspartner ten gevolge van een schadeverwekkend feit. De kapitalisatie moet dan toelaten de huidige waarde van een toekomstige schade in een eenmalige betaling om te zetten die de langstlevende moet toestaan periodiek het rentebedrag af te nemen van het saldo van het kapitaal + de interest zodanig dat het kapitaal op het einde van de vastgestelde periode opgebruikt is. De eindleeftijd is hierbij meestal 65 jaar voor mannen en buitenhuis werkende vrouwen, soms 70 jaar voor zelfstandigen en vrije beroepen en levenslang voor de huisvrouw.
Kosten van het eigen onderhoud van het slachtoffer
Wanneer de nabestaanden van een slachtoffer vergoeding bekomen op basis van zijn volledig inkomen, wordt voorbijgegaan aan de onderhoudskosten van de overledene zelf. Deze kosten zijn door het overlijden weggevallen. De schade van de nabestaanden bestaat derhalve enkel uit het netto inkomen van de overledene, nadat de kosten van eigen onderhoud van de overledene en diens uitgaven worden afgetrokken.
De rechtspraak hanteert hiervoor forfaitaire percentages van meestal 30 à 35 % voor een gezin van twee personen en van 20 tot 25 % voor gezinnen van 5 en meer personen.
Nochtans kan van deze percentages worden afgeweken. Voor kritische bedenkingen dienaangaande, zie J. Schryvers, schaderegeling in België, pg 102 e.v.
Overlevingspensioen, tweede huwelijk en levensverzekering
Door het overlijden zal de weduwe niet alleen vergoeding bekomen van de schadeverwekker of diens verzekering, doch zal er bovendien aanleiding kunnen zijn tot de uitkering van een overlevingspensioen en/of de uitbetaling van een levensverzekering. Bovendien kan de langstlevende hertrouwen hetgeen een bijkomend financieel voordeel oplevert waardoor de schade verminderd wordt.
Het overlevingspensioen vindt haar oorzaak in de sociale wetgeving. Een nieuw huwelijk vindt haar oorzaak in de keuze van de overblijvende partner en een levensverzekering vindt haar oorzaak in een levensverzekeringspolis. Deze oorzaken zijn te onderscheiden van het schade verwekkend feit en aldus volgens cassatie niet in rekening te brengen.
Ondanks deze cassatierechtspraak wordt door de lagere rechtbanken geregeld, impliciet of expliciet toch rekening gehouden.
Ook de verzekeringsmaatschappij die de levensverzekering dient uit te betalen of de pensioenkas die het overlevingspensioen dient te betalen heeft op grond van deze principes geen verhaal op de aansprakelijke partij en is dus niet gesubrogeerd in de rechten van de schadelijder.
J. Schryvers stelt in zijn werk schaderegeling in België op pg. 104 in twijfel in hoeverre deze regeling tav de verzekeringsmaatschappijen en de pensioenkassen overeind blijft na de cassatierechtspraak van 19 en 20 februari 2001 op grond van de verbreking van het oorzakelijk verband dat verbroken is wanneer er tussen de fout en de schade een eigen juridische oorzaak staat en aldus kan resulteren in een eigen vordering op de aansprakelijke partij die los staat van de vraag van het oorzakelijk verband tussen deze schade en het ongeval dat aan de oorzaak ligt van de vergoeding.
Ook de uit de echt gescheiden echtgenoot kan aanspraak maken op vergoeding gelet op het verlies aan onderhoudsgeld en het verlies op kans tot verzoening.
Ook de niet gehuwde levenspartner kan aanspraak maken op vergoeding mits er zekerheid en stabiliteit bestond in de relatie. Een samenlevingscontract, de aanwezigheid van kinderen, een tontinebeding, een testamentaire bepaling of de gemeenschappelijke aankoop van een woning kan hierbij als criterium gelden.
Verdiscontering voor vervroegde uitgave
De vergoeding van begrafeniskosten, rouwkledij, rouwmaaltijd, grafconcessies, bloemen en kransen, rouwdrukwerk, religieuze diensten,
maakt eigenlijk enkel een vervroegde uitgave uit. Deze kosten zijn verbonden aan de beëindiging van elk mensenleven. Door het schadeverwekkend feit worden deze kosten enkel vroeger gemaakt dan voorzien. De schade bestaat dus enkel in de vervroegde betaling. Aldus gebeurt een verdiscontering door het verschil te vergoeden tussen de uitgaven enerzijds en de huidige waarde van de toekomstige besparing, hetgeen eigenlijk hetzelfde is als het verlies aan interest op de uitgaven te kapitaliseren.
Het af te trekken bedrag van de schade (huidige waarde) wordt dan bepaald door de huidige waarde te vermenigvuldigen met de coëfficiënt terug te vinden in de kapitalisatietafels aan de hand van de te weerhouden rente en de vermoedelijke levensduur.
Voor een praktijk voorbeeld van berekening zie J. Schryvers, schaderegeling in België, pg 108.
Bij overlijdens van jonge personen wordt deze verdiscontering evenwel niet toegepast.
De combinatie van een kapitalisatiemethode met een forfaitaire raming
Deze combinatie wordt vaak aangewend omdat een kapitalisatie een wiskundige techniek blijft die slechts een schijn van zekerheid biedt en waaraan kan worden verholpen door deze techniek te combineren met een naar billijkheid geraamde forfaitaire raming.
kapitalisatie methode Schryvers