HOOFDSTUK I. - Invoeging in het koninklijk besluit nr. 78 van een hoofdstuk 1bis tot regeling van de uitoefening van de kinesitherapie.
Artikel 1. In het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, gewijzigd bij de wetten van 26 april 1973, 17 december 1973, 20 december 1974, 13 december 1976 en 30 december 1977, het koninklijk besluit van 8 juni 1983, de wetten van 14 mei 1985 en 26 december 1985, het koninklijk besluit van 26 december 1985, de wetten van 19 december 1990 en 26 juni 1992, het koninklijk besluit van 9 november 1992 en de wetten van 6 augustus 1993 en 22 februari 1994, wordt een hoofdstuk 1bis (nieuw) ingevoegd met als opschrift : "De uitoefening van de kinesitherapie".
Art. 2. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 21bis inge- voegd, luidend als volgt :
"Art. 21bis. § 1. In afwijking van artikel 2, § 1, en zonder de betekenis van het begrip "de geneeskunde", bepaald in dit artikel, te beperken, mag niemand de kinesitherapie uitoefenen die niet houder is van een erkenning afgegeven door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
§ 2. De Koning kan de voorwaarden en regels bepalen voor het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de in § 1 bedoelde erkenning.
Deze erkenning mag enkel toegekend worden aan de houder van een universitair diploma in kinesitherapie (of een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit in kinesitherapie) dat een opleiding in het kader van een voltijds onderwijs bekroont dat ten minste vier studiejaren omvat. (Err. B.St. 23-08-1995, p. 24041)
§ 3. Niemand mag de beroepstitel van kinesitherapeut dragen die niet houder is van de in § 1 bedoelde erkenning.
§ 4. Als onwettige uitoefening van de kinesitherapie wordt beschouwd, het gewoonlijk verrichten door een persoon die er niet toe gemachtigd is krachtens § 1 van :
1° systematische handelingen met als doel functieproblemen van spierskeletale, zenuwfysiologische, respiratoire, cardiovasculaire en psychomotorische aard te verhelpen door het toepassen van één van de volgende vormen van therapie :
a) de lichaamsoefeningstherapie, zijnde het tot een geneeskundig doel door de patiënt doen uitvoeren van bewegingen, met of zonder fysische bijstand;
b) de massagetherapie, zijnde het tot een geneeskundig doel toepassen van massagetechnieken op de patiënt;
c) de fysische therapieën, zijnde het tot geneeskundig doel aan de patiënt toedienen van niet-invasieve fysische prikkels, zoals elektrische stromen, elektromagnetische stralingen, ultrageluiden, warmte- en koudeapplicaties en balneotherapie;
2° het verrichten van onderzoeken en het opstellen van balansen van de motoriek van de patiënt met als doel bij te dragen tot het stellen van een diagnose door een geneesheer of een behandeling bestaande uit de in het 1° bedoelde handelingen in te stellen;
3° het concipiëren en het uitwerken van behandelingen bestaande uit de onder het 1° bedoelde handelingen;
4° de prenatale en postnatale gymnastiek.
§ 5. De Koning kan de onder § 4 bedoelde handelingen nader bepalen.
§ 6. De krachtens § 1 erkende personen mogen enkel kinesitherapie uitoefenen ten aanzien van de patiënten die op grond van een voorschrift door een persoon worden verwezen die krachtens artikel 2, § 1, eerste lid, gemachtigd is om de geneeskunde uit te oefenen.
Het voorschrift moet een schriftelijk document zijn. Het vermeldt de diagnose of de diagnostische gegevens van de arts, de prestatie of de prestaties die hij vraagt, alsook het maximum aantal behandelingsbeurten bij de kinesitherapeut.
Wanneer de doorverwijzende arts ermee instemt, mag de kinesitherapeut ook andere dan de voorgeschreven prestaties verrichten of de voorgeschreven prestaties niet verrichten.
Op verzoek van de doorverwijzende arts moet de kinesitherapeut hem een verslag bezorgen over de uitvoering van de behandeling en de verkregen resultaten."
Art. 3. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 21ter inge- voegd, luidend als volgt :
"Art. 21ter. § 1. Bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, wordt een Nationale Raad voor de Kinesitherapie ingesteld.
§ 2. De Nationale Raad voor de Kinesitherapie heeft tot taak aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, op diens verzoek of op eigen initiatief, advies te verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de kinesitherapie.
§ 3. De Nationale Raad voor de Kinesitherapie kan ook de regeringen van de Gemeenschappen, op hun verzoek, advies verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de studies en opleiding van de kinesitherapeuten.
§ 4. De Nationale Raad voor de Kinesitherapie bestaat uit :
1° veertien leden, kinesitherapeuten, die de kinesitherapie uitoefenen en die een minimale ervaring van tien jaar bezitten van wie ten minste vier personen hun beroep sedert ten minste tien jaar uitoefenen in het universitair onderwijs in de kinesitherapie of in het hoger onderwijs buiten de universiteit in de kinesitherapie;
2° zes leden die gemachtigd zijn om de geneeskunde uit te oefenen krachtens artikel 2, § 1, waarvan drie beoefenaars van de huisartsgeneeskunde en drie beoefenaars van verschillende medische specialismen, waaronder één de fysische geneeskunde uitoefent;
3° twee ambtenaren die de Minister vertegenwoordigen tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
De in het 3° bedoelde ambtenaren hebben zitting met raadgevende stem en verzorgen het secretariaat van de Raad.
Aan elk lid van de Raad wordt een plaatsvervanger toegevoegd, die onder dezelfde voorwaarden wordt benoemd.
§ 5. De gewone en plaatsvervangende leden worden door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar, die eenmaal kan worden verlengd.
De leden bedoeld in het 1° en 2° van § 4 worden benoemd op basis van dubbele lijsten, voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen en -organisaties van de betrokken personen.
§ 6. Bij de eerste samenstelling van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie kunnen beschouwd worden als kinesitherapeuten de personen erkend door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op voorstel van de Erkenningsraad voor de kinesitherapeuten van dit instituut.
§ 7. De Koning regelt de organisatie en de werking van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie. De Raad kan alleen geldig beslissen wanneer ten minste de helft van de gewone leden aanwezig zijn of door hun plaatsvervanger vertegenwoordigd zijn. De beslissingen van de Raad worden genomen bij drievierde meerderheid van de leden bedoeld in § 4, 1° en 2°, voor zover deze meerderheid bestaat uit ten minste twee leden bedoeld in § 4, 2°."
HOOFDSTUK II. - Andere wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 78 ten gevolge van de invoeging van een hoofdstuk Ibis.
Art. 4. § 1. In artikel 7, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "de artikelen 2, 3 en 4" vervangen door de woorden "de artikelen 2, 3, 4 en 21bis".
§ 2.
Artikel 7, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 2. Op verzoek van de betrokkene, kan de Commissie het document viseren waarmee de onderwijsinstelling of de centrale examencommissie getuigt dat de verkrijger voor het eindexamen geslaagd is dat recht geeft op het vereiste diploma."
Art. 5. § 1. In artikel 8, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "de bij artikel 2 en artikel 3 bedoelde beoefenaars" vervangen door de woorden "de in de artikelen 2, 3, en 21bis bedoelde beoefenaars".
§ 2. In artikel 8, § 1, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden tussen de woorden "de" en "beoefenaars" de woorden "in artikel 2 en in artikel 3 bedoelde" toegevoegd.
Art. 6. In artikel 9, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "bedoeld bij de artikelen 2, 3 en 4" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 21bis".
Art. 7. § 1. De huidige tekst van artikel 13 van hetzelfde koninklijk besluit vormt § 1 van dit artikel.
§ 2. Aan artikel 13 van hetzelfde koninklijk besluit wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt :
"§ 2. Elke in artikel 21bis bedoelde beoefenaar is ertoe gehouden, op verzoek of met instemming van de patiënt, aan een andere behandelende beoefenaar, aangewezen door deze laatste om een in artikel 21bis, § 4, bedoelde handeling te volgen of aan te vullen, alle nuttige en nodige inlichtingen van geneeskundige aard mede te delen die hem betreffen."
Art. 8. In artikel 18, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "bedoeld bij de artikelen 2, 3 en 4" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 21bis".
Art. 9. In artikel 19 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "bedoeld bij de artikelen 2, 3 of 4" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 of 21bis".
Art. 10. Hoofdstuk Ibis "De uitoefening van de verpleegkunde" van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot hoofdstuk Iter.
Art. 11. § 1. Artikel 2bis van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21quater.
§ 2. In § 1 van hetzelfde artikel worden de woorden "in artikel 21ter" en de woorden "in artikel 21quater" respectievelijk vervangen door de woorden "in artikel 21quinquies" en door de woorden "in artikel 21sexies".
Art. 12. § 1. Artikel 21quater van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21quinquies.
§ 2. In hetzelfde artikel worden de woorden "21bis" vervangen door de woorden "21quater".
Art. 13. § 1. Artikel 21quater van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21sexies.
§ 2. In hetzelfde artikel worden de woorden "21bis" vervangen door de woorden "21quater".
Art. 14. § 1. Artikel 21quinquies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21septies.
§ 2. In de §§ 1 en 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "21bis" telkens vervangen door de woorden "21quater".
Art. 15. Artikel 21sexies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21octies.
Art. 16. § 1. Artikel 21septies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21novies.
§ 2. In hetzelfde artikel worden de woorden "21bis" vervangen door de woorden "21quater".
Art. 17. Artikel 21octies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21decies.
Art. 18. § 1. Artikel 21novies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21undecies.
§ 2. In § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "21bis" vervangen door de woorden "21quater.
Art. 19. Artikel 21decies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21duodecies.
Art. 20. § 1. Artikel 21undecies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21terdecies.
§ 2. In hetzelfde artikel worden de woorden "21bis" vervangen door de woorden "21duodecies".
Art. 21. Artikel 21duodecies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vernummerd tot artikel 21quaterdecies.
Art. 22. In artikel 22, 1°, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "de artikelen 3, 4 en 21bis" vervangen door de woorden "de artikelen 3, 4, 21bis en 21quater".
Art. 23. In artikel 24 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "en de artikelen 3 en 4" vervangen door de woorden "en de artikelen 3, 4 en 21bis".
Art. 24. § 1. In artikel 30, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een 5°bis ingevoegd, luidende :
"5°bis. Twee kinesitherapeuten".
§ 2. In hetzelfde lid wordt het 5°bis vernummerd tot het 5°ter.
§ 3. In dezelfde § 1, tweede lid, worden de woorden "5°bis" vervangen door de woorden "5°ter".
Art. 25. In artikel 35ter van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis en 22" vervangen door de woorden "artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22".
Art. 26. § 1. In artikel 36, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een "7°bis" ingevoegd, luidende :
"§ 7°bis. (twee kinesitherapeuten)". (Err. B.St. 23-08-1995, p. 24041)
§ 2. In dezelfde § 2, wordt het 7°bis vernummerd tot het 7°ter.
Art. 27. In artikel 37, § 1, 2°, b), van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "de artikelen 2, 3 of 4" vervangen door de woorden "de artikelen 2, 3, 4 of 21bis".
In hetzelfde artikel, § 2, eerste lid, worden de woorden "tot 7°bis" vervangen door de woorden "tot 7°ter".
Art. 28. § 1. In artikel 38, § 1, 1°, eerste en vierde lid van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "de artikelen 2, 3, 4 of 51" vervangen door de woorden "de artikelen 2, 3, 4, 21bis of 51".
§ 2. In dezelfde § 1, 3°, tweede lid, worden de woorden "de artikelen 2, 3 of 4" vervangen door de woorden "de artikelen 2, 3, 4 of 21bis".
§ 3. In § 2, 2°, worden de woorden "artikelen 2, 3, 4, 5 en 6" vervangen door de woorden "artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en 21bis".
Art. 29. In artikel 38ter van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21bis, 21ter, 21quater en 21sexies" respectievelijk vervangen door de woorden "21quater, 21quinquies, 21sexies en 21octies".
Art. 30. In artikel 38quater van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21quinquies" en de woorden "21septies" respectievelijk vervangen door de woorden "21septies" en "21novies".
Art. 31. In artikel 39, 1°, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21bis" en de woorden "21ter" respectievelijk vervangen door de woorden "21quater" en de woorden "21quinquies".
Art. 32. In artikel 44octies, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21quater" vervangen door de woorden "21sexies".
Art. 33. § 1. In artikel 45, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit worden tussen de woorden "de geneeskundige commissie van de woorden "de Nationale Raad voor verpleegkunde" de "de Nationale Raad voor de kinesitherapie" ingevoegd.
§ 2. In § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "21quater" vervangen door de woorden "21sexies".
Art. 34. In artikel 46bis, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21ter" en de woorden "21duodecies" respectievelijk vervangen door de woorden "21quinquies" en de woorden "21quaterdecies".
Art. 35. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 47 inge- voegd, luidend als volgt :
"Art. 47. § 1. De koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 21bis worden in Ministerraad overlegd. Ze worden genomen na raadpleging door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie en van de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde. De Minister kan deze adviezen inwinnen binnen een termijn die niet langer dan drie maanden mag zijn. Na het verstrijken van deze termijn wordt het advies geacht te zijn gegeven.
§ 2. Indien een in § 1 bedoeld koninklijk besluit afwijkt van het advies verstrekt door de Nationale Raad voor de Kinesitherapie, moet dit advies samen met het verslag aan de Koning dat de afwijking tussen het koninklijk besluit en het advies rechtvaardigt, en met de tekst ervan, worden bekendgemaakt."
Art. 36. In artikel 49, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21ter" vervangen door de woorden "21quinquies".
Art. 37. In artikel 50, § 1, tweede lid, en § 5, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21ter" vervangen door de woorden "21quinquies".
Art. 38. In artikel 54bis, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "21bis" vervangen door de woorden "21quater".
HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 39. (Opgeheven) <W 1997-11-13/39, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-01-1998>
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 6 april 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu,
J. SANTKIN