30 NOVEMBER 2011
Wet tot wijziging van de wetgeving wat de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie betreft
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - De verlenging van de verjaringstermijn tot vijftien jaar
Art. 2. In artikel 21 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 30 mei 1961 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 1993, 16 juli 2002, 5 augustus 2003 en 21 december 2009, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende :
« Inzake de misdrijven bedoeld in de artikelen 372 tot 377, 379, 380, 409 en 433quinquies, § 1, eerste lid, 1°, van het Strafwetboek, is de termijn vijftien jaar ingeval dit misdrijf is gepleegd op een persoon van minder dan achttien jaar. ».
Art. 3. In artikel 21bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995 en gewijzigd bij de wetten van 28 november 2000 en 10 augustus 2005, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
« In geval van correctionalisering van een misdaad bedoeld in het eerste lid, blijft de verjaringstermijn van de strafvordering, die welke is bepaald in artikel 21, derde lid. »
HOOFDSTUK 3. - De verplichting tot audiovisuele opnames van de verhoren
Art. 4. Artikel 92 van het Wetboek van strafvordering, opgeheven bij de wet van 20 juli 1990 en hersteld bij de wet van 28 november 2000, wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 92. § 1. Het verhoor van minderjarigen die het slachtoffer zijn of getuige zijn van de in de artikelen 372 tot 377, 379, 380, §§ 4 en 5, en 409 van het Strafwetboek bedoelde misdrijven maakt het voorwerp uit van een audiovisuele opname, behalve wanneer de procureur des Konings of de onderzoeksrechter bij een met redenen omklede beslissing anders oordeelt rekening houdend met de omstandigheden eigen aan de zaak en in het belang van de minderjarige.
De procureur des Konings of de onderzoeksrechter kan de audiovisuele opname bevelen van het verhoor van minderjarigen die het slachtoffer zijn van de overige in artikel 91bis bedoelde misdrijven of daarvan getuige zijn.
De opname wordt gemaakt met de toestemming van de minderjarige. Indien de minderjarige minder dan twaalf jaar oud is, is het voldoende hem hierover in te lichten.
§ 2. De audiovisuele opname van het verhoor van minderjarigen die slachtoffer of getuige zijn van andere misdrijven dan die bedoeld in artikel 91bis, kan worden bevolen in geval van ernstige en uitzonderlijke omstandigheden.
De opname wordt gemaakt met de toestemming van de minderjarige. Indien de minderjarige minder dan twaalf jaar oud is, is het voldoende hem hierover in te lichten. »
Art. 5. In artikel 95, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 20 juli 1990 en hersteld bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « hij wenst over te gaan tot de audiovisuele opnamen van het verhoor » vervangen door de woorden « de audiovisuele opname van het verhoor wordt gemaakt ».
HOOFDSTUK 4. - Het beroepsgeheim : de uitbreiding van het spreekrecht
Art. 6. Artikel 458bis van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 458bis. Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen. »
HOOFDSTUK 5. - De verduidelijking van de strafbaarstelling van kinderpornografie
Art. 7. In artikel 383bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de woorden « of zich, met kennis van zaken, via een informaticasysteem of enig ander technologisch middel, de toegang daartoe verschaft » ingevoegd tussen de woorden « beelddragers bezit » en de woorden « , wordt gestraft ».
HOOFDSTUK 6. - De set seksuele agressie
Art. 8. Artikel 44sexies van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
« § 3. Ingeval de procureur des Konings in het kader van een dossier inzake aanranding van de eerbaarheid of verkrachting beslist om geen DNA-profiel te laten opstellen van sporen of van een referentiestaal aangetroffen of afgenomen bij onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer zoals bedoeld in artikel 90bis, verstrekt hij hierover op het einde van het opsporingsonderzoek uitleg aan het slachtoffer. »
Art. 9. Artikel 90duodecies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, wordt aangevuld met een § 4, luidende :
« § 4. Ingeval de onderzoeksrechter in het kader van een dossier inzake aanranding van de eerbaarheid of verkrachting beslist om geen DNA-profiel te laten opstellen van sporen of van een referentiestaal aangetroffen of afgenomen bij onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer zoals bedoeld in artikel 90bis, verstrekt hij hierover op het einde van het gerechtelijk onderzoek uitleg aan het slachtoffer. »
HOOFDSTUK 7. - De uitbreiding van de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank
Art. 10. In artikel 3 van de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank wordt artikel 34quater aangevuld met een 4°, luidende :
« 4° Ingeval de artikelen 61, 62 of 65 worden toegepast, de veroordelingen op grond van samenlopende misdrijven die niet worden vermeld in 1° tot 3°. »
HOOFDSTUK 8. - De verklaring van benadeelde persoon
Art. 11. In artikel 5bis van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° een § 1/1 wordt ingevoegd, luidende :
« § 1/1. De persoon die een klacht indient bij de politiediensten, zal systematisch worden geïnformeerd over de mogelijkheid om de hoedanigheid van benadeelde persoon te verkrijgen en de daarbij behorende rechten. Een ad hoc formulier zal hem bij het indienen van zijn klacht worden bezorgd. »;
2° § 2, derde lid, wordt vervangen door twee leden, luidende :
« De verklaring, waarvan akte wordt opgesteld die bij het dossier wordt gevoegd, wordt afgelegd op het secretariaat van het openbaar ministerie, op het politiesecretariaat, bij de politieambtenaar die het proces-verbaal opstelt of wordt per aangetekende brief aan het secretariaat van het openbaar ministerie toegezonden.
Indien de verklaring wordt afgelegd op het politiesecretariaat of bij de politieambtenaar die het proces-verbaal opstelt, wordt ze onverwijld overgezonden aan het secretariaat van het openbaar ministerie. »
HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding
Art. 12. Deze wet treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 4 en 5.
De artikelen 4 en 5 treden in werking op 1 januari 2013.
De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het tweede lid.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 30 november 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met Migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. A. TURTELBOOM
De Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid,
M. WATHELET
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
_______
Nota's
(1) Zitting 2010-2011.
Kamer van volksvertegenwoordigers
Stukken. - Doc 53 1639/ :
001 : Wetsvoorstel van de Mevrn. Lalieux, De Wit en Marghem, de heren
Terwingen, Landuyt, Deleuze en Van Hecke, Mevr. Van Cauter en
de heer Brotcorne.
002 : Amendementen.
003 : Verslag.
004 : Tekst aangenomen door de commissie.
005 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Zie ook :
Integraal verslag :
20 juli 2011.
Senaat
Stuk. - 5-1188 -2011/2012 :
Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.