uittreksel uit de wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen
" Titel II. - De stichtingen.
Art. 27. Een stichting wordt opgericht door een rechtshandeling van één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen waarbij een vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel. De stichting mag geen stoffelijk voordeel verschaffen aan de stichters, de bestuurders, of enig ander persoon, behalve, in dit laatste geval, indien dit kadert in de verwezenlijking van het belangeloos doel.
De stichting kent geen leden noch vennoten.
De stichting moet op straffe van nietigheid bij authentieke akte worden opgericht. Zij bezit rechtspersoonlijkheid onder de voorwaarden omschreven in deze titel. De notaris moet na onderzoek de naleving van de bepalingen van deze titel bevestigen.
Een stichting kan worden erkend als zijnde van openbaar nut indien zij gericht is op de verwezenlijking van een werk van filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard.
Stichtingen die zijn erkend als zijnde van openbaar nut dragen de naam " stichting van openbaar nut ". De andere stichtingen dragen de naam " private stichting ".
Art. 28. De statuten van een stichting vermelden tenminste :
1° de naam, voornamen, woonplaats, geboortedatum en -plaats van de stichters of, ingeval het een rechtspersoon betreft, de naam, de rechtsvorm en het adres van de zetel;
2° de naam van de stichting;
3° de precieze omschrijving van het doel of de doeleinden waarvoor zij is opgericht, alsook de activiteiten die zij beoogt om die doeleinden te bereiken;
4° het adres van de zetel van de stichting, die in België gevestigd moet zijn;
5° a) de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de bestuurders, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen;
b) in voorkomend geval, de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de personen gemachtigd om de stichting overeenkomstig artikel 34, § 4, te vertegenwoordigen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen;
c) in voorkomend geval, de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de personen aan wie overeenkomstig artikel 35 het dagelijks bestuur van de stichting is opgedragen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen;
d) in voorkomend geval, de wijze van benoeming van de commissarissen;
6° de bestemming van het vermogen van de stichting bij ontbinding, dat tot een ideëel doel moet worden aangewend. De statuten kunnen evenwel erin voorzien dat, wanneer het belangeloos doel van de stichting is verwezenlijkt, de stichter of zijn rechthebbenden een bedrag gelijk aan de waarde van de goederen of de goederen zelf terugnemen die de stichter aan de verwezenlijking van dat doel heeft besteed;
7° de voorwaarden waaronder de statuten kunnen worden gewijzigd;
8° de wijze van regeling van belangenconflicten.
Art. 29. § 1. De private stichting verkrijgt rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat haar statuten en de akten betreffende de benoeming van de bestuurders worden neergelegd in het dossier bedoeld in artikel 31, § 1.
§ 2. De statuten van een stichting van openbaar nut worden meegedeeld aan de Minister die bevoegd is voor Justitie met het verzoek rechtspersoonlijkheid te verlenen en de statuten goed te keuren. De stichting van openbaar nut verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van het koninklijk besluit waarbij zij wordt erkend.
§ 3. Niettemin kunnen in naam van de stichting verbintenissen worden aangegaan vooraleer zij rechtspersoonlijkheid bezit. Tenzij anders is overeengekomen zijn zij die in enigerlei hoedanigheid dergelijke verbintenissen aangaan, daarvoor persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk behalve wanneer de stichting binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en zij bovendien die verbintenissen binnen zes maanden na verkrijging van de rechtspersoonlijkheid heeft overgenomen. Verbintenissen overgenomen door de stichting worden geacht van hun ontstaan door de stichting te zijn aangegaan.
Art. 30. § 1. In geval van een private stichting moet elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 28, 3° en 5° tot 8°, bij authentieke akte worden vastgesteld.
§ 2. In geval van een stichting van openbaar nut moet elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 28, 3° en 5° tot 8°, door de Koning worden goedgekeurd. Andere wijzigingen aan de statuten moeten worden meegedeeld aan de Minister die bevoegd is voor Justitie of zijn vertegenwoordiger en door één van hen worden aanvaard onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in deze wet.
§ 3. Indien ongewijzigde handhaving van de statuten gevolgen zou hebben die de stichter bij de oprichting redelijkerwijze niet kan hebben gewild en de personen die gemachtigd zijn de statuten te wijzigen, zulks nalaten, kan de rechtbank van eerste aanleg op verzoek van ten minste één bestuurder of op vordering van het openbaar ministerie de statuten wijzigen. Zij waakt erover daarbij zo min mogelijk van de bestaande statuten af te wijken.
Art. 31. § 1. Op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg wordt een dossier gehouden voor iedere private stichting die in het arrondissement haar zetel of zetel van werkzaamheden in de zin van artikel 45 heeft. Ingeval eenzelfde stichting in België meerdere zetels van werkzaamheden heeft geopend, kan de neerlegging gebeuren op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin één van de zetels is gevestigd, zulks naar keuze van de stichting. In dat geval moet de stichting bedoeld in artikel 45 in haar akten en in haar briefwisseling de plaats vermelden waar haar dossier wordt gehouden.
§ 2. Op de Ministerie van Justitie wordt een dossier gehouden voor iedere stichting van openbaar nut.
§ 3. In het dossier worden neergelegd :
- de statuten en hun wijzigingen;
- de gecoördineerde tekst van de statuten na hun wijziging;
- de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de stichting te vertegenwoordigen; deze akten verduidelijken de omvang van de bevoegdheden van die personen, alsook de wijze waarop zij deze uitoefenen;
- de jaarrekening van de stichting, opgemaakt overeenkomstig artikel 37;
- de beslissingen en akten betreffende de omzetting van een private stichting in een stichting van openbaar nut die overeenkomstig artikel 44 tot stand komen;
- de beslissingen en akten betreffende de ontbinding en de vereffening van de stichting.
§ 4. Op kosten van de belanghebbenden worden bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad :
- de statuten en hun wijzigingen;
- de akten betreffende de benoeming, de afzetting en de ambtsbeëindiging van de bestuurders en, in voorkomend geval, van de personen gemachtigd om de stichting te vertegenwoordigen;
- de beslissingen en akten betreffende de omzetting van een private stichting in een stichting van openbaar nut die overeenkomstig artikel 44 tot stand komen;
- de beslissingen en akten betreffende de ontbinding en de vereffening van de stichting.
§ 5. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor de samenstelling van het dossier en de wijze waarop het kan worden geraadpleegd.
§ 6. De akten, documenten en beslissingen waarvan de neerlegging krachtens deze titel is voorgeschreven, kunnen slechts aan derden worden tegengeworpen vanaf de dag van neerlegging of indien ook de bekendmaking ervan krachtens deze titel is voorgeschreven, vanaf de dag van bekendmaking ervan in de bijlage bij het Belgisch Staatsblad , behalve indien de stichting aantoont dat die derden voor dat tijdstip van die stukken kennis hadden.
De derden kunnen zich evenwel op de akten, documenten en beslissingen beroepen die niet zijn neergelegd of bekendgemaakt.
In geval van tegenstrijdigheid tussen de neergelegde tekst en die bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad , kan deze laatste niet aan derden worden tegengeworpen. Zij kunnen zich erop evenwel beroepen, tenzij de stichting aantoont dat zij kennis hadden van de neergelegde tekst.
Art. 32. § 1. Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van een stichting moeten de naam ervan vermelden, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden " private stichting " of " stichting van openbaar nut ", alsook het adres van de zetel ervan.
Eenieder die in naam van een stichting meewerkt aan een in het eerste lid vermeld stuk waarop een van deze vermeldingen niet is aangebracht kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de verbintenissen die de stichting krachtens dit stuk heeft aangegaan.
§ 2. Alleen de stichtingen die overeenkomstig de bepalingen van deze titel geldig zijn opgericht, mogen de naam " stichting van openbaar nut " of " private stichting " voeren. Bij niet-naleving van deze vereiste door een entiteit die al dan niet rechtspersoonlijkheid bezit, kan elke belanghebbende een vordering tot naamswijziging instellen bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar die entiteit haar zetel heeft.
Art. 33. Met uitzondering van de handgift behoeft elke gift onder de levenden of bij testament aan een stichting machtiging door de Koning. Machtiging is evenwel niet vereist voor de aanneming van giften waarvan de waarde niet hoger is dan 100.000 EUR.
Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt op één januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van het voorbije jaar. Het indexcijfer van oktober 2001 geldt als basis.
De aanpassing van het bedrag geschiedt volgens de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer, gedeeld door het indexcijfer dat als basis wordt genomen. Het resultaat wordt naar het volgende tiende afgerond.
Het aangepaste bedrag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad uiterlijk op 15 december van elk jaar.
De machtiging kan alleszins niet worden verleend indien de stichting niet voldaan heeft aan de artikelen 31 en 45.
Art. 34. § 1. De stichting wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit minstens drie leden. Hij is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van de doeleinden van de stichting.
§ 2. De leden van de raad van bestuur oefenen hun ambt collegiaal uit.
In uitzonderlijke gevallen, wanneer de dringende noodzakelijkheid en het belang van de stichting zulks vereisen, kunnen de besluiten van de raad van bestuur, ingeval de statuten dat toestaan, worden genomen bij schriftelijk akkoord van de bestuurders.
§ 3. De leden van de raad van bestuur kunnen overeenkomen de taken onderling te verdelen. Deze verdeling kan niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs indien zij is bekendgemaakt.
§ 4. De raad van bestuur vertegenwoordigt de stichting in en buiten rechte als eiser of als verweerder. De statuten kunnen echter aan één of meer bestuurders de bevoegdheid verlenen om alleen of gezamenlijk de stichting te vertegenwoordigen. Zodanige bepaling kan overeenkomstig artikel 31, § 6, aan derden worden tegengeworpen. De statuten kunnen aan deze bevoegdheid beperkingen aanbrengen, maar deze beperkingen kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs indien zij zijn bekendgemaakt.
Art. 35. Het dagelijks bestuur van de stichting, alsook de vertegenwoordiging van de stichting wat dat bestuur aangaat, mogen op de wijze bepaald in de statuten worden opgedragen aan één of meer personen, al dan niet bestuurders, die alleen of gezamenlijk optreden.
Hun benoeming, afzetting en bevoegdheden worden geregeld door de statuten. Beperkingen van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid ten aanzien van het dagelijks bestuur kunnen aan derden echter niet worden tegengeworpen, zelfs indien zij zijn bekendgemaakt.
De bepaling dat het dagelijks bestuur wordt opgedragen aan één of meer personen die alleen of gezamenlijk optreden, kan aan derden worden tegengeworpen onder de voorwaarden bepaald in artikel 31, § 6.
Art. 36. De stichting is aansprakelijk voor fouten die kunnen worden toegerekend aan haar aangestelden of aan de organen waardoor zij handelt.
De bestuurders en de personen belast met het dagelijks bestuur gaan in die hoedanigheid geen enkele persoonlijke verplichting aan inzake de verbintenissen van de stichting. Zij zijn alleen verantwoordelijk voor de vervulling van hun opgedragen taak en voor de fouten in hun bestuur.
Art. 37. § 1. Ieder jaar en ten laatste binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar maakt de raad van bestuur de jaarrekening van het voorbije boekjaar op, overeenkomstig dit artikel, alsook de begroting van het volgende boekjaar.
§ 2. Stichtingen voeren een vereenvoudigde boekhouding overeenkomstig een model vastgesteld door de Koning, die tenminste betrekking heeft op de mutaties in contant geld of op de rekeningen.
§ 3. Stichtingen houden evenwel een boekhouding en maken hun jaarrekening op overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen indien zij bij de afsluiting van het boekjaar minstens twee van de drie hiernavolgende drempels bereiken :
1° een jaargemiddelde van 5 personen uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten;
2° totale ontvangsten van 250.000 EUR, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van buitengewone ontvangsten;
3° een balanstotaal van 1.000.000 EUR.
De Koning past de verplichtingen die voor deze stichtingen voortvloeien uit voornoemde wet van 17 juli 1975 aan, rekening houdende met de bijzondere aard van hun activiteiten en hun wettelijk statuut.
De Koning kan de bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
§ 4. De §§ 2 en 3 zijn niet van toepassing op stichtingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere, uit een wetgeving of overheidsreglementering voortvloeiende regels betreffende het houden van hun boekhouding en betreffende hun jaarrekeningen voorzover deze regels minstens gelijkwaardig zijn aan die voorzien op grond van deze wet.
§ 5. De stichtingen moeten de controle op hun financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid ten aanzien van de wet en de statuten van de in de jaarrekening weer te geven verrichtingen, aan één of meer commissarissen opdragen indien het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, uitgedrukt in voltijdse equivalenten of indien de stichting minstens twee van de volgende drie criteria overschrijdt :
1° een jaargemiddelde van 50 tewerkgestelde personen uitgedrukt in voltijdse equivalenten die zijn ingeschreven in het personeelsregister gehouden overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten;
2° totale ontvangsten van 6.250.000 EUR, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van buitengewone ontvangsten;
3° een balanstotaal van 3.125.000 EUR.
De commissarissen worden benoemd door de raad van bestuur onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut der bedrijfsrevisoren.
De Koning kan de bovenvermelde bedragen aanpassen aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
§ 6. Binnen dertig dagen na de goedkeuring ervan door de raad van bestuur wordt de jaarrekening van de private stichtingen bedoeld in § 3 door de bestuurders neergelegd bij de Nationale Bank van België.
Overeenkomstig het voorgaande lid worden gelijktijdig neergelegd :
1° een stuk met de naam en voornaam van de bestuurders en in voorkomend geval van de commissarissen die in functie zijn;
2° in voorkomend geval, het verslag van de commissarissen.
De Koning bepaalt de nadere regels volgens welke en de voorwaarden waaronder de in het eerste en het tweede lid bedoelde stukken moeten worden neergelegd, alsmede het bedrag en de wijze van betaling van de kosten van de openbaarmaking. De neerlegging wordt slechts aanvaard indien de op grond van dit lid vastgestelde bepalingen worden nageleefd.
Binnen vijftien werkdagen na de aanvaarding van de neerlegging wordt daarvan melding gemaakt in een door de Nationale Bank van België aangelegd bestand op een drager en volgens de nadere regels die de Koning vaststelt. De tekst van de vermelding wordt door de Nationale Bank van België overgezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg die het dossier van de private stichting bedoeld in artikel 31, § 3, aanlegt en wordt bij dat dossier gevoegd.
De Nationale Bank van België reikt aan degenen die er, zelfs schriftelijk, om vragen, een afschrift in de door de Koning vastgestelde vorm uit, hetzij van alle stukken die haar op grond van het eerste en het tweede lid worden overgezonden, hetzij van de stukken bedoeld in het eerste en het tweede lid die haar worden overgezonden en betrekking hebben op de met name genoemde private stichtingen en op bepaalde jaren. De Koning stelt het bedrag vast dat aan de Nationale Bank van België moet worden betaald voor de verkrijging van de in dit lid bedoelde afschriften.
De griffies van de rechtbanken ontvangen van de Nationale Bank van België kosteloos en onverwijld een afschrift van alle stukken bedoeld in het eerste en het tweede lid in de vorm die door de Koning is vastgesteld.
De Nationale Bank van België is bevoegd om, volgens de nadere regels die door de Koning zijn vastgesteld, algemene en anonieme statistieken op te maken en bekend te maken over het geheel of een gedeelte van de gegevens vervat in de stukken die haar op grond van het eerste en tweede lid worden overgezonden.
Art. 38. Elke vordering ingesteld door een stichting die de formaliteiten omschreven in artikel 31 niet in acht heeft genomen, wordt opgeschort. De rechter bepaalt een termijn waarbinnen de stichting moet voldoen aan haar verplichtingen. Ingeval de stichting nalaat zulks binnen die termijn te doen, is de vordering niet ontvankelijk.
Art. 39. Alleen de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de stichting haar zetel heeft, kan op verzoek van een stichter of van een van zijn rechthebbenden, van één of meer bestuurders of van het openbaar ministerie de ontbinding uitspreken van een stichting :
1° waarvan de doeleinden zijn verwezenlijkt;
2° die niet meer in staat is de doeleinden na te streven waarvoor zij is opgericht;
3° die haar vermogen of de inkomsten uit dat vermogen voor andere doeleinden aanwendt dan het doel waarvoor zij is opgericht;
4° die in ernstige mate in strijd handelt met haar statuten, of in strijd handelt met de wet of de openbare orde;
5° die gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig artikel 31, § 3, tenzij de ontbrekende jaarrekeningen worden neergelegd voor de sluiting van de debatten;
6° waarvan de duur ten einde is gekomen.
Zelfs indien de rechtbank de vordering tot ontbinding afwijst, kan zij de vernietiging van de betwiste handeling uitspreken.
Art. 40. § 1. De rechtbank die de ontbinding uitspreekt, kan hetzij tot de onmiddellijke afsluiting van de vereffening beslissen, hetzij de vereffeningswijze bepalen en één of meer vereffenaars aanwijzen. Na afloop van de vereffening brengen de vereffenaars verslag uit bij de rechtbank, waarbij een overzicht van de waarden van de stichting en van het gebruik ervan, alsmede het voorstel van bestemming wordt voorgelegd. De rechtbank verleent toestemming om de goederen te bestemmen met inachtneming van de statuten.
De rechtbank spreekt de afsluiting van de vereffening uit.
§ 2. De vordering tot ontbinding op grond van artikel 39, eerste lid, 5°, kan slechts worden ingesteld na verloop van een termijn van zeven maanden te rekenen van de afsluiting van het derde boekjaar.
Art. 41. De bestemming van het actief mag de rechten van de schuldeisers niet schaden.
De vordering van de schuldeisers verjaart na vijf jaar vanaf de bekendmaking van de beslissing betreffende de bestemming van het actief.
Art. 42. Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken uitgaande van een stichting die het voorwerp is geweest van een beslissing tot ontbinding, vermelden de naam van de stichting, onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden " private stichting in vereffening " of " stichting van openbaar nut in vereffening ".
Eenieder die namens een stichting in vereffening meewerkt aan een in het eerste lid vermelde stuk waarop deze vermelding niet is aangebracht, kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor alle of voor een gedeelte van de verbintenissen daarin door de stichting aangegaan.
Art. 43. De rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de stichting haar zetel heeft, kan de afzetting uitspreken van bestuurders die blijk hebben gegeven van kennelijke nalatigheid, die de verplichtingen welke hen door de wet of de statuten zijn opgelegd niet nakomen of die goederen van de stichting aanwenden in strijd met hun bestemming of voor een doel in strijd met de statuten, met de wet of met de openbare orde.
In dat geval benoemt de rechtbank de nieuwe bestuurders overeenkomstig de statuten.
Art. 44. § 1. Iedere private stichting kan bij authentieke akte en mits goedkeuring van de Koning worden omgevormd in een stichting van openbaar nut overeenkomstig de bepalingen van deze titel. Die omvorming brengt geen wijziging mee in de rechtspersoonlijkheid van de stichting.
§ 2. Aan de akte worden toegevoegd :
1° een toelichtend verslag opgesteld door de raad van bestuur;
2° een staat van de activa en passiva van de stichting die niet meer dan drie maanden voordien is vastgesteld;
3° een verslag over die staat waarin inzonderheid wordt vermeld of daarin de toestand van de stichting op volledige, getrouwe en juiste wijze is weergegeven, en dat is opgesteld door een bedrijfsrevisor of door een accountant ingeschreven op het tableau van de externe accountants van het Instituut der accountants en aangewezen door de raad van bestuur.
De akte wordt gevoegd bij het dossier bedoeld in artikel 31 en bekendgemaakt overeenkomstig § 4 van dezelfde bepaling.
Art. 45. Stichtingen die op geldige wijze in het buitenland zijn opgericht overeenkomstig de wet van de Staat waartoe zij behoren, kunnen in België een zetel van werkzaamheden openen. Een zetel van werkzaamheden is een duurzame inrichting zonder afzonderlijke rechtspersoonlijkheid waarvan de activiteiten in overeenstemming zijn met het doel van de stichting. Die stichtingen moeten artikel 31, § 1 en §§ 3 tot 6 in acht nemen. "