Deze wet brengt wijzigingen aan in diverse wetten en wetboeken:
• Wijzigingen van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
• Wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse
• Wijziging van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur
• Wijziging van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen
• Wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie
• Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
• Wijziging van het Strafwetboek
De wetgeving beoogt bijkomende bevoegdheden te verlenen aan Belgische inlichtingendiensten:
• De Staatsveiligheid
• De ADIV (Algemene dienst inlichtingen en veiligheid van de krijgsmacht).
Deze wet kan vergeleken worden met de BOM wet (wet bijzondere opsporingsmethoden) waardoor de inlichtingendiensten bijna dezelfde bevoegdheden krijgen als de gerechtelijke diensten.
Naast het bestaande Vast Comité I als toezichtsorgaan, werd er voorzien in aanvullende controlemiddelen op de werking van de inlichtingendiensten met name de bestuurlijke commissie, die voor uitzonderlijke methoden haar voorafgaande toestemming dient te verlenen.
Wanneer de inlichtingendiensten kennis krijgen van strafbare feiten dienen zij deze ter kennis te brengen van de bestuurlijke commissie (zie ook artikel 29 Wetboek strafvordering). Voor zover de commissie meent dat er strafbare feiten werden gepleegd of er ernstige aanwijzingen hiervoor zijn, wordt een geheim proces-verbaal (niet-geclassificeerd proces-verbaal) opgesteld dat aan de procureur des konings of aan de federaal procureur wordt overgemaakt: zie art. 19/1 van de wet van 30/11/1998 (vergelijk artikel 189bis derde lid Wetboek Strafvordering inzake anonieme getuigen). Ter compensatie van het recht op verdediging werd voorzien in artikel 131bis, 189quater en 279 bis in het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de grondrechter of de rechter in de raadkamer (niet de KI) aan het Vast Comité I verzoeken een schriftelijk advies te verlenen over de wettigheid van de methode die werd aangewend om de informatie te bekomen. Onverminderd de mogelijkheid van de rechter om deze vraag ambtshalve te stellen, kunnen de partijen in het strafgeding (zowel voor de raadkamer al voor het vonnisgerecht) met inbegrip van de beklaagde, de burgerlijke partijen en het parket de rechter verzoeken deze vraag aan het Vast Comité I te stellen, mits deze vraag aan de rechter gesteld wordt voor de aanwending van elk ander rechtsmiddel.
Theoretisch blijft het beroepsgeheim van advocaten, geneesheren en journalisten overeind ten aanzien van de inlichtingendiensten. In praktijk vervalt dit beroepsgeheim van zodra de inlichtingendiensten menen over ernstig geachte aanwijzingen te beschikken dat de advocaat, geneesheer of journalist, actief meewerkt aan het ontstaan of de ontwikkeling van potentiële dreigingen van fundamentele belangen van België of van landen waarmee België gemeenschappelijke doeleinden nastreeft, dan wel van internationale instellingen,. Deze dreiging kunnen betrekking hebben op de veiligheid van de staat, het voortbestaan van de democratie, maar ook het economisch of wetenschappelijk potentieel.
De advocaten, geneesheren en journalisten kunnen in voormelde gevallen het voorwerp uitmaken van een huiszoeking, buiten de aanwezigheid van de betrokkene om. Er kan in hun kantoren zelfs afluisterapparatuur geplaatst, dossiers kunnen in beslag genomen... Ten aanzien van deze beroepsgroepen worden respectievelijk de voorzitter van de Vlaamse, Franstalige of Duitstalige Orde van advocaten, de nationale raad van de orde van geneesheren of de vereniging van de beroepsjournalisten vooraf op de hoogte gebracht, zonder dat zij verplicht aanwezig dienen te zijn, zonder dat er een plicht bestaat hen uit te nodigen en zonder dat zij het recht hebben om vooraf de stukken in te zien (ter bescherming van het beroepsgeheim) alvorens deze in beslag worden genomen.