BEGINSELEN
Code
Het recht op informatie en vrije meningsuiting is een fundamenteel mensenrecht en een essentiële voorwaarde voor een democratische samenleving.
De pers heeft het recht en de plicht om het publiek te informeren over zaken van maatschappelijk belang.
Het recht van het publiek om de feiten en de opinies te kennen bepaalt de journalistieke vrijheid en verantwoordelijkheid.
De verantwoordelijkheid van de journalist tegenover het publiek veronderstelt een maximale vrijheid en heeft voorrang op zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn werkgever en die tegenover de overheid.
De journalist legt zich daarbij normen op, die volgen uit het respect voor andere fundamentele mensenrechten. Die normen vloeien voort uit zijn plicht om
(I) waarheidsgetrouw te berichten,
(II) onafhankelijk informatie te garen en te verstrekken,
(III) fair op te treden en
(IV) respect te betonen voor het privéleven en de menselijke waardigheid.
De journalist kan van sommige bepalingen van deze code afwijken als een voldoende gewichtig maatschappelijk belang dat vereist en de informatie niet op een andere manier kan gebracht worden. De bepalingen waarop deze afwijking van toepassing is, worden hierna aangeduid met (*).
Een aantal bepalingen van deze code worden aangevuld met concrete richtlijnen, die als bijlage bij de code worden gevoegd. Deze bepalingen worden hierna aangeduid met (โ–บ).
III. - FAIR PLAY
15. – De journalist gebruikt loyale methodes om informatie, foto's, beelden en documenten te verkrijgen of te verwerken. *
De journalist maakt geen misbruik van zijn hoedanigheid, in het bijzonder ten aanzien van mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie zoals minderjarigen, slachtoffers van criminaliteit, rampen en ongevallen, en hun familie.
16. – Voor informatie wordt niet betaald*. Enkel voor de exclusiviteit van beeldmateriaal of interviews kan worden betaald op voorwaarde dat dit de vrije nieuwsgaring niet in het gedrang brengt.
17. – Bij het vergaren van informatie maakt de journalist zichzelf en het doel van zijn optreden bekend.*
โ–บ
18. – De journalist pleegt geen plagiaat.
19. – De journalist beschermt de identiteit van zijn bronnen aan wie hij vertrouwelijkheid heeft toegezegd, en van bronnen van wie hij wist of moest weten dat zij hem informatie hebben toegespeeld in de verwachting dat hij hun identiteit niet zou onthullen. *
20. – Wanneer een journalist in zijn berichtgeving zelf ernstige beschuldigingen uit, met name wanneer die de eer en de goede naam betreffen, is het aangewezen dat hij de betrokkene voor de publicatie of de uitzending contacteert en hem loyaal de kans biedt hierop te reageren. *
21. – De journalist maakt met bronnen of andere gesprekspartners geen afspraken die zijn onafhankelijkheid in het gedrang brengen. Maar gemaakte afspraken moeten wel worden nageleefd, met name wanneer het gaat over het noemen van namen of de voorinzage van teksten. Precies om die reden moeten afspraken ook duidelijk en ondubbelzinnig zijn.
โ–บ
IV. - RESPECT VOOR HET PRIVELEVEN EN DE MENSELIJKE WAARDIGHEID
22. – De journalist houdt rekening met de rechten van eenieder die in de berichtgeving voorkomt. Hij weegt die rechten af tegenover het maatschappelijk belang van de informatie.
23. – De journalist respecteert het privéleven van personen en tast het niet verder aan dan noodzakelijk in het maatschappelijk belang van de berichtgeving.
De journalist gaat in het bijzonder omzichtig om met mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie, zoals minderjarigen, slachtoffers van criminaliteit, rampen en ongevallen, en hun familie.
โ–บ
24. – De journalist respecteert de menselijke waardigheid en tast ze niet verder aan dan noodzakelijk is in het maatschappelijk belang van de berichtgeving.
De journalist vermijdt overdrijving bij het vrijgeven van beelden en/of details, ook wanneer de feiten de publieke opinie sterk beroeren.
โ–บ
25. – De journalist uit geen ongegronde verdachtmakingen of beschuldigingen.
26. – De journalist respecteert het leed van slachtoffers en hun omgeving en bij zijn nieuwsgaring dringt hij zich niet ongepast op.
27. – De journalist die persoonlijkheidskenmerken vermeldt zoals etnische oorsprong, huidskleur, seksuele geaardheid vermijdt stereotypering, veralgemening en overdrijving, en zet niet aan tot discriminatie