Uittreksel uit het wetboek van strafvordering
Afdeling 1. [1 Verval van de strafvordering door betaling van een geldsom]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-18/14, art. 8, 057; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
Art. 216bis.<W 28-06-1984, art. 1> § 1. [3 De procureur des Konings kan, [6 voor zover het feit niet van die aard schijnt te zijn]6 dat het gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan twee jaar correctionele gevangenisstraf of een zwaardere straf, desgevallend met inbegrip van de verbeurdverklaring, en dat het geen zware aantasting inhoudt van de lichamelijke integriteit, de dader verzoeken een bepaalde geldsom te storten aan de Federale Overheidsdienst Financiën.]3
[2 De procureur des Konings bepaalt op welke wijze en binnen welke termijn de betaling geschiedt en de precieze feiten omschreven in tijd en ruimte waarvoor hij de betaling voorstelt. Die termijn is ten minste vijftien dagen en ten hoogste drie maanden. De procureur des Konings kan deze termijn verlengen wanneer bijzondere omstandigheden het wettigen of verkorten indien de verdachte hiermee instemt.
[6 De procureur des Konings stelt, indien hij van oordeel is dat toepassing kan gemaakt worden van deze paragraaf, de verdachte, het slachtoffer en hun advocaten in kennis dat zij inzage in het strafdossier krijgen voor zover zij dat nog niet hadden. [7 Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.]7
De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf het voorstel van de procureur des Konings of vanaf de vraag van een van de partijen. De schorsing loopt hetzij tot de beslissing van niet-bekrachtiging van het akkoord, hetzij tot de beslissing van de procureur des Konings om geen toepassing te maken van deze bepaling, hetzij tot de vaststelling dat de minnelijke schikking niet of niet tijdig is uitgevoerd.]6]2
[1 De in het eerste lid bedoelde geldsom mag niet meer bedragen dan het maximum van de in de wet voorziene geldboete, verhoogd met de opdeciemen, [2 en dient in verhouding te staan tot de zwaarte van het misdrijf]2. Voor de inbreuken bedoeld in het Sociaal Strafwetboek mag de geldsom voorzien in het eerste lid niet lager zijn dat 40 % van de minimabedragen van de administratieve geldboete, in voorkomend geval vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat werknemers, zelfstandigen, [5 stagiairs of kinderen]5.]1
Wanneer het misdrijf kosten van analyse [9 ,vernietiging, bewaring]9 of van deskundig onderzoek heeft veroorzaakt, kan de bepaalde som worden verhoogd met het bedrag van die kosten of met een gedeelte ervan; het gedeelte van de som dat gestort is om die kosten te dekken, wordt toegewezen aan de instelling waaraan of aan de persoon wie ze verschuldigd zijn. [6 Ook andere gerechtskosten kunnen worden toegevoegd aan de in het eerste lid bedoelde geldsom. Indien nodig zullen die kosten in de tekst van de minnelijke schikking apart worden vermeld.]6
[9 Naast de in het eerste lid bepaalde geldsom wordt er ook een administratieve toeslag, zoals bedoeld in titel 4 van de programmawet van 21 juni 2021, van 8,84 euro geheven. Het bedrag van deze administratieve toeslag wordt elk jaar op 1 januari automatisch aangepast in functie van de evolutie van de consumptieprijsindex van de maand november van het voorgaande jaar.]9
[2 De procureur des Konings verzoekt de verdachte van het misdrijf [6 dat aanleiding geeft of kan geven tot verbeurdverklaring]6, binnen een door hem bepaalde termijn afstand te doen van de in beslag genomen goederen of vermogensvoordelen, of indien de goederen of vermogensvoordelen niet in beslag genomen zijn, deze af te geven op de door hem bepaalde plaats.]2 [8 De door de overtreder verrichte betalingen worden eerst op deze administratieve toeslag toegerekend.]8
Betaling, afstand en afgifte doen de strafvordering vervallen, mits zij binnen de bepaalde termijn plaatshebben.
De aangestelden van de [2 Federale Overheidsdienst Financiën]2 geven de procureur des Konings kennis van de verrichte storting.
(...) <W 1994-02-10/43, art. 1 006; Inwerkingtreding : 01-11-1994>
§ 2. [2 [6 Het recht, in paragraaf 1 aan de procureur des Konings toegekend, kan ook worden uitgeoefend wanneer de onderzoeksrechter reeds met een onderzoek is gelast of wanneer de zaak reeds bij de rechtbank of het hof aanhangig is gemaakt, voor zover er nog geen eindvonnis of eindarrest is gewezen in strafzaken.]6
In voorkomend geval laat de procureur des Konings zich het strafdossier in mededeling geworden door de onderzoeksrechter, die een advies kan geven over de stand van het onderzoek.
[6 De procureur des Konings stelt]6, indien hij van oordeel is dat toepassing kan gemaakt worden van deze paragraaf, de verdachte, het slachtoffer en hun advocaten in kennis dat zij inzage in het strafdossier krijgen voor zover zij dat nog niet hadden. [7 Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.]7
De procureur des Konings bepaalt dag, uur en plaats van de oproeping van de verdachte, de inverdenkinggestelde of de beklaagde en het slachtoffer en hun advocaten, hij licht zijn voornemen toe en bepaalt op welke feiten omschreven in tijd en ruimte de betaling van de geldsom betrekking zal hebben. [6 In het geval voorzien in paragraaf 6, tweede lid, stelt de procureur des Konings eveneens de fiscale of sociale administratie in kennis van de feiten omschreven in tijd en ruimte, die de fiscale of sociale misdrijven betreffen, waarop de betaling van de geldsom betrekking zal hebben.]6
Hij bepaalt het bedrag van de geldsom, de kosten en de goederen of vermogensvoordelen waarvan afstand of afgifte dient gedaan te worden, overeenkomstig de in paragraaf 1 bepaalde wijze.
Hij bepaalt de termijn binnen dewelke de verdachte, de inverdenking gestelde of de beklaagde en het slachtoffer tot een akkoord kunnen komen in verband met de omvang van de schade en de regeling van de schadevergoeding.
Indien bovenvermelde partijen tot een akkoord zijn gekomen, melden zij dat aan de procureur des Konings die het akkoord akteert in een proces-verbaal.
[6 Op een met redenen omklede vordering van de procureur des Konings en na te hebben nagegaan of voldaan is aan de wettelijke toepassingsvoorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, of het slachtoffer en de fiscale of sociale administratie werden vergoed overeenkomstig paragrafen 4 en 6, tweede lid, of de verdachte de voorgestelde minnelijke schikking uit vrije wil en weloverwogen heeft aanvaard en of de door de procureur des Konings voorgestelde minnelijke schikking proportioneel is met de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van de verdachte, oordeelt de bevoegde rechter over de wettigheid van de voorgestelde minnelijke schikking en bekrachtigt hij deze. Tijdens het gerechtelijk onderzoek en bij de regeling van de rechtspleging beoordeelt het onderzoeksgerecht de proportionaliteit van de voorgestelde minnelijke schikking binnen de beoordeling van de bezwaren. Indien het akkoord niet wordt bekrachtigd, wordt het dossier ter beschikking gesteld van de procureur des Konings. In dat geval kan de rechter, waaraan het akkoord ter bekrachtiging is voorgelegd, het onderzoek van de grond van de zaak niet verderzetten. Eveneens kunnen de documenten die werden opgemaakt en de mondelinge mededelingen die werden gedaan tijdens het overleg niet ten laste van de verdachte worden aangewend in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve, arbitrale, tuchtrechtelijke of enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn ze niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke erkentenis.
De documenten die de partijen in het kader van de onderhandelingen hebben meegedeeld, worden hen teruggegeven en het dossier van de onderhandelingen wordt uit het strafdossier verwijderd. Het dossier van de onderhandelingen bevat geen originele stukken die als bewijs van het misdrijf kunnen worden gebruikt.
Elk gebruik van de tijdens de onderhandelingen opgemaakte documenten of mondelinge mededelingen, dat tot doel en tot gevolg heeft inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of, morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon wordt gestraft met de straffen voorzien in artikel 460ter van het Strafwetboek.]6
In overeenstemming met paragraaf 1 vervalt de strafvordering tegen de dader die de door de procureur des Konings voorgestelde minnelijke schikking [6 , nadat deze door de bevoegde rechter werd bekrachtigd,]6 heeft aanvaard en nageleefd. De minnelijke schikking doet evenwel geen afbreuk aan de strafvordering tegen de overige daders, mededaders of medeplichtigen, noch aan de vorderingen van de slachtoffers tegen hen. De wegens hetzelfde misdrijf veroordeelde personen zijn hoofdelijk gehouden tot teruggave en schadevergoeding en, onverminderd artikel 50, derde lid, van het Strafwetboek, tot betaling van de gerechtskosten, ook al heeft de dader die een minnelijke schikking heeft aanvaard, hieraan reeds voldaan.
Wanneer een minnelijke schikking is uitgevoerd in een zaak die aanhangig werd gemaakt en over de strafvordering [6 nog geen eindvonnis of eindarrest is gewezen in strafzaken]6, geeft al naar het geval de procureur des Konings of de procureur-generaal bij het hof van beroep of het arbeidshof daarvan zonder verwijl officieel bericht aan de gevatte politierechtbank, correctionele rechtbank of hof van beroep [6 ...]6.
[6 Indien de geldsom bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, niet of slechts gedeeltelijk wordt betaald, kan de rechter die gevat wordt om uitspraak te doen over de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, waarop het akkoord betrekking had, bij de straftoemeting rekening houden met het reeds betaalde gedeelte.]6]2
§ 3. [2 Het bij de eerste en tweede paragraaf bepaalde recht behoort ook, ten aanzien van dezelfde feiten, aan de arbeidsauditeur, de federale procureur en de procureur-generaal in hoger beroep en, ten aanzien van de personen bedoeld in de artikelen 479 en 483 van het Wetboek van strafvordering, aan de procureur-generaal bij het hof van beroep.]2
(§ 4. De eventueel aan een ander veroorzaakte schade dient geheel vergoed te zijn vooraleer de schikking kan worden voorgesteld. De schikking kan evenwel ook worden voorgesteld op voorwaarde dat de dader in een geschrift zijn burgerlijke aansprakelijkheid voor het schadeverwekkende feit heeft erkend en hij het bewijs heeft geleverd van de vergoeding van het niet-betwiste gedeelte van de schade en de regeling ervan. In ieder geval kan het slachtoffer zijn rechten doen gelden voor de bevoegde [6 burgerlijke]6 rechtbank. [2 In dat geval geldt de betaling van de geldsom door de dader als een onweerlegbaar vermoeden van fout]2.) <W 1994-02-10/43, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-11-1994>
§ 5.[2 De verzoeken bedoeld in dit artikel worden gedaan bij gewone brief.]2
[2 § 6. De hierboven beschreven minnelijke schikking is niet toepasselijk op de misdrijven waaromtrent kan worden getransigeerd overeenkomstig artikel 263 van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen.
Voor de fiscale of sociale misdrijven waarmee belastingen of sociale bijdragen konden worden omzeild, is de minnelijke schikking pas mogelijk nadat de dader van het misdrijf de door hem verschuldigde belastingen of sociale bijdragen, inclusief de intresten, heeft betaald, en de fiscale of de sociale administratie daarmee heeft ingestemd.]2
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 7, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
(2)<W 2011-04-14/06, art. 84, 041; Inwerkingtreding : 16-05-2011>
(3)<W 2011-07-11/02, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 11-08-2011>
(4)<W 2016-02-05/11, art. 98, 049; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(5)<W 2016-02-29/09, art. 72, 051; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
(6)<W 2018-03-18/14, art. 9, 057; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
(7)<W 2019-05-05/19, art. 150, 064; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(8)<W 2021-07-12/03, art. 3, 067; Inwerkingtreding : 30-07-2021>
(9)<W 2021-06-21/02, art. 21, 068; Inwerkingtreding : 23-08-2021>
Art. 216bis/1. [1 § 1. Wanneer de in artikel 216bis, § 1, bedoelde geldsom niet binnen de bepaalde termijn wordt betaald, kan de procureur des Konings aan de overtreder een bevel geven tot betalen van de op dit misdrijf toepasselijke geldsom, verhoogd met 35 % en desgevallend met de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. Daarnaast wordt er ook een administratieve toeslag van 25,32 euro, zoals bedoeld in titel 4 van de programmawet van 21 juni 2021, geheven. Het bedrag van deze administratieve toeslag wordt elk jaar op 1 januari automatisch aangepast in functie van de evolutie van de consumptieprijsindex van de maand november van het voorgaande jaar. De door de overtreder verrichte betalingen worden eerst op de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders toegerekend en daarna op deze administratieve toeslag. De procureur des Konings bepaalt op welke wijze de betaling geschiedt.
Het eerste lid is enkel van toepassing in de volgende gevallen:
1° als de in artikel 216bis, § 1, bedoelde geldsom ten hoogste zevenhonderd vijftig euro bedraagt;
2° als om de betaling van de in artikel 216bis, § 1, bedoelde geldsom verzocht wordt voor een feit dat bestraft wordt overeenkomstig artikel 22 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;
3° als om de betaling van de in artikel 216bis, § 1, bedoelde geldsom verzocht wordt voor een feit dat bestraft wordt op overeenkomstig artikel 4 van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals de veiligheidstoebehoren moeten voldoen en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.
§ 2. Het bevel bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt per aangetekende zending, per gerechtsbrief of overeenkomstig artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek verstuurd aan de overtreder en bevat ten minste:
1° de dagtekening;
2° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wettelijke of reglementaire bepalingen;
3° de datum, het tijdstip en de plaats van het misdrijf;
4° de identiteit van de overtreder;
5° het nummer van het proces-verbaal;
6° het bedrag van de te betalen geldsom;
7° de dag waarop de som uiterlijk moet worden betaald;
8° de wijze waarop en de termijn waarbinnen het beroep kan worden ingesteld, alsook de bevoegde politierechtbank of correctionele rechtbank;
9° de wijze waarop er inzage kan worden genomen van het strafdossier.
Het bevel tot betalen wordt geacht te zijn ontvangen de tiende werkdag na de dagtekening van het bevel tot betalen bedoeld in het tweede lid, 1°.
De betaling gebeurt binnen een termijn van vijfenveertig dagen volgend op de dag van ontvangst van het bevel. De betaling binnen deze termijn doet de strafvordering vervallen.
§ 3. De persoon die het bevel tot betalen heeft ontvangen of diens advocaat kan binnen vijfenveertig dagen volgend op de dag van ontvangst ervan tegen het bevel tot betalen beroep aantekenen bij de bevoegde politierechtbank of de correctionele rechtbank.
In het geval vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt het beroep ingesteld bij een verzoekschrift dat neergelegd wordt op de griffie van de bevoegde politierechtbank of correctionele rechtbank of bij een aangetekende zending of via elektronische post die aan de griffie worden verzonden. In die laatste gevallen geldt de datum van verzending van de aangetekende zending of van de elektronische post als datum waarop het verzoekschrift werd ingediend. De aangetekende zending wordt geacht te zijn verzonden de derde werkdag voor de ontvangst ervan op de griffie.
In de gevallen vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2° en 3°, wordt het beroep ingesteld bij een verzoekschrift dat neergelegd wordt op de griffie van de bevoegde politierechtbank of bij een aangetekende zending of via elektronische post die aan de griffie worden verzonden. In die laatste gevallen geldt de datum van verzending van de aangetekende zending of van de elektronische post als datum waarop het verzoekschrift werd ingediend. De aangetekende zending wordt geacht te zijn verzonden de derde werkdag voor de ontvangst ervan op de griffie.
De Koning kan de nadere regels bepalen van de wijze waarop het beroep, bedoeld in het tweede en derde lid, kan worden ingesteld.
Op straffe van nietigheid vermeldt het verzoekschrift:
1° de naam, de voornaam en de woonplaats van de partij die beroep aantekent;
2° het nummer van het proces-verbaal of het systeemnummer dat wordt vermeld op het bevel tot betalen;
3° dat het om een beroep tegen het bevel tot betalen gaat;
4° de redenen van het beroep.
Het verzoekschrift houdt keuze van woonplaats in België in, indien de verzoeker er zijn woonplaats niet heeft.
Het verzoekschrift wordt ingeschreven in het daartoe bestemde register.
De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf de dag dat het verzoekschrift wordt ingediend, tot de dag dat het vonnis of arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
De verzoeker wordt binnen dertig dagen vanaf de inschrijving in het daartoe bestemde register door de griffier per gerechtsbrief, overeenkomstig artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek of per aangetekende zending opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De griffier zendt een kopie van het verzoekschrift over aan de procureur des Konings en deelt hem de datum van de zitting mee.
In het geval bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, maakt het beroep de zaak in zijn geheel aanhangig voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank die eerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeelt.
In de gevallen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2° en 3°, maakt het beroep de zaak in zijn geheel aanhangig voor de politierechtbank die eerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeelt.
Indien het beroep ontvankelijk wordt verklaard, wordt het bevel tot betalen als niet bestaande beschouwd. De rechtbank beoordeelt de misdrijven die aan de grondslag liggen van het bevel tot betalen ten gronde en maakt, indien deze bewezen worden verklaard, toepassing van de strafwet.
De bij verstek veroordeelde kan tegen het vonnis in verzet komen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 187.
Tegen de beslissing van de politierechtbank of de correctionele rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld volgens de bepalingen van dit Wetboek.
§ 4. De niet-betaalde bevelen tot betalen waartegen geen beroep is aangetekend, zijn invorderbaar en worden door de procureur des Konings uitvoerbaar verklaard.
In de gevallen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2° en 3°, kunnen de niet-betaalde bevelen tot betalen, waartegen geen beroep is aangetekend, en die dus invorderbaar zijn, ook uitvoerbaar verklaard worden door een door de procureur des Konings aangestelde parketjurist.
§ 5. Onverminderd de toepassing van artikel 27 van de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, geeft de procureur des Konings opdracht aan de administratie, die binnen de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd is voor de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen om de geldsommen opgenomen in de in paragraaf 4 bedoelde uitvoerbare titels in te vorderen, volgens de regels van toepassing op de gedwongen tenuitvoerlegging van strafrechtelijke geldboeten, met inbegrip van het vereenvoudigd derdenbeslag bedoeld artikel 101 van het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
§ 6. De invordering gebeurt op basis van een uittreksel uit de in paragraaf 4 bedoelde uitvoerbare titels, opgemaakt door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de invordering.
De overhandiging door deze ambtenaren aan de gerechtsdeurwaarder van een uittreksel, met vermelding van de datum van uitvoerbare titels, geldt als volmacht voor alle tenuitvoerleggingen.
§ 7. De Koning kan de wijze bepalen voor het opmaken en de kennisgeving van de uitvoerbare titels en de kwijtschriften.
§ 8. Als de overtreder aantoont dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van het bevel tot betalen binnen de in paragraaf 3 bedoelde termijn om beroep in te dienen, kan hij dit in paragraaf 2 bedoelde beroep alsnog indienen binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de dag waarop hij van dit bevel kennis heeft gekregen of volgend op de eerste daad van invordering van de geldsom door of op vervolging van de bevoegde administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën. Paragraaf 3 is van toepassing.
In dat geval is de verjaring van de strafvordering geschorst vanaf de dag waarop het bevel tot betalen van rechtswege uitvoerbaar is geworden tot de dag waarop de overtreder het beroep indient.
§ 9. De artikelen 49 en 96 van het Strafwetboek en artikel 29 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen zijn op deze procedure van toepassing.
§ 10. Wanneer de administratie die binnen de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd is voor de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen, de in paragraaf 1 bedoelde geldsom niet kan invorderen binnen een termijn van drie jaar na de ontvangst van de uitvoerbare titel, deelt zij dit mee aan de procureur des Konings.
§ 11. De invordering bedoeld in paragraaf 4, verjaart door verloop van vijf jaar te rekenen van de dag waarop het bevel tot betalen van rechtswege uitvoerbaar is geworden.
§ 12. Het bij de eerste paragraaf bepaalde recht behoort ook, ten aanzien van dezelfde feiten, aan de arbeidsauditeur, de federale procureur en de procureur-generaal in hoger beroep en, ten aanzien van de personen bedoeld in de artikelen 479 en 483 van het Wetboek van strafvordering, aan de procureur-generaal bij het hof van beroep.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-07-31/02, art. 5, 074; Inwerkingtreding : 19-08-2023>
Afdeling 2. [1 Verval van de strafvordering door de uitvoering van maatregelen en de naleving van voorwaarden]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-18/14, art. 10, 057; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
Art. 216ter.[1 § 1. De procureur des Konings kan de verdachte verzoeken, voor zover het feit niet van aard schijnt te zijn dat het gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan twee jaar correctionele gevangenisstraf of een zwaardere straf en op voorwaarde dat de verdachte van een misdrijf in voorkomend geval zijn burgerlijke aansprakelijkheid voor het feit erkent, de eventuele schade te vergoeden of te herstellen, en in voorkomend geval in te stemmen met een of meerdere maatregelen, die hem bij toepassing van het vijfde lid worden voorgesteld.
Indien door het misdrijf schade werd veroorzaakt aan een gekend slachtoffer, kan de procureur des Konings het slachtoffer en de verdachte verzoeken om in te stemmen met een bemiddeling over de schadevergoeding of het herstel en de regeling ervan. Hij wordt hierin bijgestaan door de bevoegde dienst van de gemeenschappen.
De procureur des Konings stelt, indien hij van oordeel is dat toepassing kan worden gemaakt van deze paragraaf, de verdachte, het slachtoffer en hun advocaten in kennis dat zij inzage in het strafdossier krijgen voor zover zij dat nog niet hadden. [2 Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.]2
De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf het voorstel van de procureur des Konings of vanaf de vraag van een van de partijen. De schorsing loopt hetzij tot de beslissing van niet-bekrachtiging van het akkoord, hetzij tot de beslissing van de procureur des Konings om geen toepassing te maken van deze bepaling, hetzij tot de vaststelling dat de voorgestelde voorwaarden, bedoeld in het eerste of tweede lid, of de voorgestelde maatregelen, bedoeld in het vijfde lid, niet of niet tijdig zijn uitgevoerd.
Onverminderd het tweede lid, kan de procureur des Konings steeds één of meerdere van de volgende maatregelen voorstellen, die de verdachte moet uitvoeren gedurende een termijn die een jaar niet mag overschrijden :
1° een geneeskundige behandeling of iedere andere passende therapie volgen en hem hiervan op geregelde tijdstippen het bewijs leveren, indien een gedragsproblematiek, een ziekteverschijnsel of een verslaving aan de basis van het misdrijf lijkt te liggen;
2° een dienstverlening uitvoeren van ten hoogste honderdtwintig uren. De dienstverlening wordt door de verdachte kosteloos verricht tijdens de vrije tijd waarover hij naast zijn eventuele school- of beroepsactiviteiten beschikt, uitsluitend bij openbare diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en de gewesten, dan wel bij verenigingen zonder winstoogmerk of stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk. De dienstverlening mag niet bestaan uit een activiteit die in de aangewezen overheidsdienst of vereniging doorgaans door bezoldigde werknemers wordt verricht;
3° een opleiding volgen van ten hoogste honderdtwintig uren.
§ 2. Wanneer de verdachte van het misdrijf instemt met de voorgestelde voorwaarden, bedoeld in paragraaf 1, eerste en/of tweede lid, en de voorgestelde maatregelen, bedoeld in paragraaf 1, vijfde lid, deelt de procureur des Konings zijn beslissing tot uitvoering mee aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen van de verblijfplaats van de verdachte, die onverwijld een verantwoordelijke aanwijst die wordt belast met de uitwerking en met de opvolging van de maatregelen.
De bevoegde dienst van de gemeenschappen geeft de verdachte van het misdrijf toelichting bij de procedure en de rechtsgevolgen.
De bevoegde dienst van de gemeenschappen onderneemt, na de verdachte van het misdrijf te hebben gehoord en rekening houdend met diens opmerkingen en lichamelijke en intellectuele capaciteiten alsmede met de aanwijzingen van de procureur des Konings, de nodige stappen voor de concrete invulling van de voorgestelde maatregelen.
De verdachte van het misdrijf en de bevoegde dienst van de gemeenschappen werken een voorstel van concrete invulling van de voorgestelde maatregelen en voorwaarden uit, dat wordt vastgelegd in een overeenkomst die door de verdachte wordt aanvaard en ondertekend.
Indien de procureur des Konings zich hiermee akkoord verklaart, ondertekent hij ook de overeenkomst, waarvan een afschrift wordt meegedeeld aan de verantwoordelijke aangeduid door de bevoegde dienst van de gemeenschappen en de verdachte. Ingeval de bemiddeling over de schadevergoeding of het herstel en de regeling niet voleindigd werd, wordt het slachtoffer in kennis gesteld van de verderzetting van het dossier voor wat betreft de dadergerichte maatregelen. De procureur des Konings kan ten allen tijde, op schriftelijk verzoek, verduidelijkingen of wijzigingen aanbrengen, op verzoek van de bevoegde dienst van de gemeenschappen of van de verdachte van het misdrijf.
De bevoegde dienst van de gemeenschappen staat in voor de opvolging en het toezicht op de uitvoering van de maatregelen.
De dienst of persoon bij wie de maatregelen worden uitgevoerd, bezorgt aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen minstens een schriftelijk verslag van de uitvoering van de maatregelen.
Het verslag handelt over de volgende punten :
- de aanwezigheden en, in voorkomend geval, de afwezigheden van de betrokkene of het eenzijdig stopzetten van de maatregelen;
- de gebeurlijke moeilijkheden bij de uitvoering van de maatregelen en de situaties die een ernstig risico inhouden voor derden.
Indien de overeenkomst niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, meldt de bevoegde dienst van de gemeenschappen dit onmiddellijk aan de procureur des Konings. In dat geval kan de procureur des Konings de verdachte van het misdrijf oproepen, diens opmerkingen horen en beslissen tot de verdere uitvoering van de overeenkomst, in voorkomend geval met verduidelijkingen of wijzigingen, dan wel tot een beëindiging van de overeenkomst.
§ 3. Wanneer het misdrijf kosten van analyse of van deskundig onderzoek heeft veroorzaakt kunnen de maatregelen bedoeld in paragraaf 1 slechts worden voorgesteld mits de verdachte zich ook heeft verbonden deze kosten te zullen betalen binnen de termijn bepaald door de procureur des Konings. Ook andere gerechtskosten kunnen worden toegerekend.
§ 4. De procureur des Konings verzoekt de verdachte van het misdrijf dat aanleiding geeft of kan geven tot verbeurdverklaring, binnen een door hem bepaalde termijn afstand te doen van de in beslag genomen goederen of vermogensvoordelen, of indien de goederen of vermogensvoordelen niet in beslag zijn genomen, deze af te geven op een door hem bepaalde plaats.
§ 5. De strafvordering vervalt wanneer de verdachte heeft voldaan aan alle in de overeenkomst geformuleerde maatregelen en voorwaarden, die in voorkomend geval door de bevoegde rechter werden bekrachtigd.
Ingeval er schade is veroorzaakt aan een derde, vervalt de strafvordering bovendien maar indien de verdachte zijn burgerlijke aansprakelijkheid voor het schadeverwekkende feit schriftelijk erkent en het bewijs levert van de vergoeding of het herstel van het niet-betwiste gedeelte van de schade en de regeling ervan.
In ieder geval kan het slachtoffer zijn rechten doen gelden voor de bevoegde burgerlijke rechtbank. Het verval van de strafvordering doet geen afbreuk aan de rechten van gesubrogeerden in de rechten van het slachtoffer of van slachtoffers die niet betrokken werden in de procedure bepaald in paragraaf 1. Tegenover hen geldt het aanvaarden van het voorstel door de verdachte als een onweerlegbaar vermoeden van fout.
§ 6. Het recht, in paragraaf 1 aan de procureur des Konings toegekend, kan ook worden uitgeoefend wanneer de onderzoeksrechter reeds met een onderzoek is gelast of wanneer de zaak reeds bij de rechtbank of het hof aanhangig is gemaakt voor zover er nog geen eindvonnis of eindarrest is gewezen in strafzaken.
In voorkomend geval laat de procureur des Konings zich het strafdossier meedelen door de onderzoeksrechter, die een advies kan geven over de stand van het onderzoek.
De procureur des Konings stelt, indien hij van oordeel is dat toepassing kan gemaakt worden van deze paragraaf, de verdachte, het slachtoffer en hun advocaten in kennis dat zij inzage in het strafdossier krijgen voor zover zij dat nog niet hadden.
Indien het recht wordt uitgeoefend in een zaak die aanhangig werd gemaakt en over de strafvordering nog geen eindvonnis of eindarrest is gewezen, geeft al naar het geval de procureur des Konings of de procureur-generaal bij het hof van beroep daarvan zonder verwijl officieel bericht aan de gevatte politierechtbank, correctionele rechtbank of hof van beroep.
Op een met redenen omklede vordering van de procureur des Konings en na te hebben nagegaan of voldaan is aan de wettelijke toepassingsvoorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, of de verdachte de voorgestelde maatregelen uit vrije wil en weloverwogen heeft aanvaard en of de door de procureur des Konings voorgestelde maatregelen proportioneel zijn met de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van de verdachte, oordeelt de bevoegde rechter over de wettigheid van de voorgestelde overeenkomst en bekrachtigt de bevoegde rechter de overeenkomst. Tijdens het gerechtelijk onderzoek en bij de regeling van de rechtspleging beoordeelt het onderzoeksgerecht de proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen binnen de beoordeling van de bezwaren. Indien de overeenkomst niet wordt bekrachtigd, wordt het dossier ter beschikking gesteld van de procureur des Konings. In dat geval kan de rechter, waaraan de overeenkomst ter bekrachtiging is voorgelegd, het onderzoek van de grond van de zaak niet verderzetten. Eveneens kunnen de documenten die werden opgemaakt en de mondelinge mededelingen die werden gedaan tijdens het overleg niet ten laste van de verdachte worden aangewend in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve, arbitrale, tuchtrechtelijke of enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn ze niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke erkentenis.
De documenten die de partijen in het kader van de onderhandelingen hebben meegedeeld, worden hen teruggegeven en het dossier van de onderhandelingen wordt uit het strafdossier verwijderd. Het dossier van de onderhandelingen bevat geen originele stukken die als bewijs van het misdrijf kunnen worden gebruikt.
Elk gebruik van de tijdens de onderhandelingen opgemaakte documenten of mondelinge mededelingen, dat tot doel en tot gevolg heeft inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of, morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 460ter van het Strafwetboek.
Het bij de eerste paragraaf bepaalde recht behoort ook ten aanzien van dezelfde feiten aan de arbeidsauditeur, de federale procureur en, ten aanzien van de personen bedoeld in de artikelen 479 en 483, aan de procureur-generaal bij het hof van beroep.
Indien de voorgestelde maatregelen, bedoeld in paragraaf 1, vijfde lid, niet of slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd, kan de rechter die gevat wordt om uitspraak te doen over de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, waarop het akkoord betrekking had, bij de straftoemeting rekening houden met het uitgevoerde gedeelte van de voorgestelde maatregelen.
§ 7. Bij zijn verschijning voor de procureur des Konings kan de verdachte zich voor de toepassing van dit artikel laten bijstaan door een advocaat; hij kan zich niet laten vertegenwoordigen.
Het slachtoffer kan zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een advocaat.
§ 8. De bevoegde dienst van de gemeenschappen staat de procureur des Konings bij in de verschillende fasen van de uitvoering van dit artikel.
De ambtenaren van deze dienst voeren hun taak uit in nauwe samenwerking met de procureur des Konings, die toezicht uitoefent over de evolutie van het dossier.]1
----------
(1)<W 2018-03-18/14, art. 11, 057; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
(2)<W 2019-05-05/19, art. 82, 064; Inwerkingtreding : 29-06-2019>uittreksel uit het wetboek van strafvordering: