Uittreksel uit het WER
Hoofdstuk 2. [
1 Boekhouding van de ondernemingen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.82.[
1 § 1. De volgende ondernemingen zijn boekhoudplichtig :
1° iedere onderneming in de zin van artikel I.1. eerste lid, a), die in België zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
2° iedere onderneming naar Belgisch recht in de zin van artikel I.1. eerste lid, b) en c);
3° iedere onderneming met in België gevestigde bijkantoren of centra van werkzaamheden;
4° de openbare instellingen naar Belgisch recht die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard;
5° de instellingen, al dan niet met eigen rechtspersoonlijkheid die, met of zonder winstoogmerk, een commercieel, financieel of industrieel bedrijf uitoefenen en waarop dit hoofdstuk, per soort van instellingen, van toepassing wordt verklaard door een koninklijk besluit dat de verplichtingen die voor de betrokken ondernemingen voortvloeien uit de besluiten ter uitvoering van boek III, titel 3, aanpast aan wat vereist wordt door de bijzondere aard van de werkzaamheid of door het wettelijk statuut van de betrokken instelling.
In afwijking van het eerste lid zijn de volgende ondernemingen geen boekhoudplichtige onderneming :
1° de natuurlijke personen waarvan de zelfstandige beroepsactiviteit bestaat uit het uitoefenen van één of meerdere bestuursmandaten;
2° ondernemingen die de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf tot doel hebben met uitzondering van die ondernemingen die in de vennootschapsbelasting worden belast;
3° verenigingen en stichtingen die wegens de aard van hun hoofdactiviteit onderworpen zijn aan bijzondere, uit een wetgeving of een overheidsreglementering voorvloeiende regels betreffende het houden van hun boekhouding en betreffende hun jaarrekening, voor zover zij minstens gelijkwaardig zijn aan die bepaald op grond van dit hoofdstuk;
4° verenigingen bedoeld in artikel 1, 1°, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen;
5° natuurlijke personen die in België een activiteit uitoefenen die inkomsten bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 genereren, voor de activiteit verbonden met die inkomsten, zolang die inkomsten niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 37bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
6° de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat.
Voor de boekhoudplichtige ondernemingen bedoeld in het eerste lid, 3°, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk alleen van toepassing op hun in België gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden met dien verstande dat hun gezamenlijke bijkantoren en centra van werkzaamheden in België als één boekhoudplichtige onderneming worden beschouwd.
§ 2. Elke boekhoudplichtige onderneming voert een voor de aard en de omvang van haar bedrijf passende boekhouding en neemt de bijzondere wetsvoorschriften betreffende dat bedrijf in acht.]
1 ----------
(
1)<W
2018-04-15/14, art. 79, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.83.[
1 [
2 De boekhouding van boekhoudplichtige ondernemingen omvat al hun verrichtingen, bezittingen, en rechten van welke aard ook, en hun vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook. De boekhouding van de boekhoudplichtige ondernemingen in de zin van artikel III.82, § 1, eerste lid, 1°, omvat deze gegevens evenwel uitsluitend wat betreft hun zelfstandige beroepsactiviteit; de eigen middelen die voor deze beroepsactiviteit worden aangewend, worden afzonderlijk vermeld.]
2 Indien een [
2 boekhoudplichtige onderneming]
2 onderscheiden [
2 activiteiten]
2 uitoefent, wordt voor elk van die activiteiten een afzonderlijk systeem van rekeningen aangelegd.
Wanneer het bedrijf van een [
2 boekhoudplichtige onderneming]
2 ook werkzaamheden omvat die zij als zaakvoerder of deelgenoot in een [
2 vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid]
2 verricht, wordt haar boekhouding derwijze aangepast dat ze naar het voorschrift van het eerste lid volledig is, zowel wat betreft de betrekkingen met derden als wat betreft de rekening en verantwoording die door de deelgenoten onderling of door zaakvoerder en deelgenoten aan elkaar moet worden gedaan.]
1 [
2 De rekeningen van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid worden door de zaakvoerders of deelgenoten in hun eigen boekhouding opgenomen volgens de proportionele integratiemethode.]
2 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 80, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.84.[
1 Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van boeken en rekeningen gevoerd met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.
Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde ingeschreven in een ongesplitst dagboek of in een hulpdagboek, al dan niet gesplitst in bijzondere hulpdagboeken. Ze worden methodisch ingeschreven in of overgebracht naar de rekeningen waarop ze betrekking hebben.
[
2 Voor de [
3 boekhoudplichtige ondernemingen]
3 die overeenkomstig artikel 21bis, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling over de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde beschikken over een geregistreerd kassasysteem, worden het bijzondere hulpdagboek voor de verkoopverrichtingen, bedoeld in het tweede lid, en het derde dagboek voor die verrichtingen, [
3 vermeld in artikel III.85, § 1, eerste lid, 3°]
3, vervangen door het geregistreerde kassasysteem vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen.]
2 Voor gezamenlijke mutaties die in de loop van de periode in het ongesplitste hulpdagboek of in de bijzondere hulpdagboeken zijn geregistreerd, wordt ten minste eens in de maand een samenvattende boeking verricht in een centraal boek. Die recapitulatie geschiedt ten minste eens in de drie maanden voor de in artikel III.85 bedoelde [
3 boekhoudplichtige ondernemingen]
3 die hun boekhouding voeren overeenkomstig de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84.
De in het vorige lid bedoelde samenvattende boeking omvat, hetzij het totaal van de boekingen in de gezamenlijke hulpdagboeken, uitgesplitst volgens de betrokken hoofdrekeningen die in het rekeningenstelsel van de [
3 boekhoudplichtige onderneming]
3 voorkomen, hetzij het totaal van de boekingen in elk van de hulpdagboeken, wanneer de [
3 boekhoudplichtige onderneming]
3 een boekhouding voert waarbij de aantekening tegelijk in de hulpdagboeken en op de betrokken rekeningen geschiedt.
De rekeningen worden ondergebracht in een voor het bedrijf van de [
3 boekhoudplichtige onderneming]
3 passend rekeningenstelsel ingericht naar de eisen van de bedrijfsuitoefening van de [
3 boekhoudplichtige onderneming]
3. Dit rekeningenstelsel wordt zowel in de zetel als in de belangrijke boekhoudingafdelingen voortdurend ter beschikking gehouden van belanghebbenden.
De Koning bepaalt de minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel. Hij stelt vast wat de rekeningen van dat stelsel moeten bevatten en hoe ze moeten worden gebruikt.]
1 [
3 De Koning bepaalt een afzonderlijke minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel voor de verenigingen en de stichtingen. Hij stelt vast wat de rekeningen van dat stelsel moeten bevatten en hoe ze moeten worden gebruikt.]
3 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2014-04-02/21, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 81, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.85.[
2 § 1.]
2 [
1 [
2 boekhoudplichtige ondernemingen die een onderneming zijn in de zin van artikel I.1, eerste lid, (a) of (c)]
2, de vennootschappen onder firma en de gewone commanditaire vennootschappen waarvan de omzet over het laatste boekjaar, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, een door de Koning bepaald bedrag niet overschrijdt, behoeven geen boekhouding te voeren volgens de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84, indien zij alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde inschrijven in ten minste drie dagboeken zodanig ingericht dat in bijzonderheden kunnen worden gevolgd :
1° in het eerste, de mutaties in de liquide middelen in contanten of op rekening, met omschrijving van de verrichtingen en afzonderlijke vermelding van onttrekkingen van gelden anders dan ten behoeve van hun bedrijf, alsmede de dagelijkse saldi in contanten;
2° in het tweede, de inkoop- en invoerverrichtingen en de ontvangen diensten met vermelding van het bedrag en van de wijze en de dag van betaling;
3° in het derde, de verkoop- en uitvoerverrichtingen en de geleverde diensten met vermelding van het bedrag en van de wijze en de dag van inning alsmede de onttrekkingen in natura anders dan ten behoeve van hun bedrijf.
Van de onttrekkingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 3°, kunnen dagelijks de totale bedragen worden ingeschreven.
Het bedrag, de wijze en de dag van betaling of van inning behoeven niet te worden vermeld in de dagboeken bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, indien deze gegevens voorkomen op de inkoopfacturen of op het dubbel van de verkoopfacturen dan wel op de volledige staten die in de vorm van een rekening leveranciers of rekening klanten worden bijgehouden.]
1 [
2 § 2. De verenigingen en stichtingen bedoeld in de artikelen 17, § 2, 37, § 2, en 53, § 2, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen behoeven geen boekhouding te voeren volgens de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84 wanneer de verrichtingen die betrekking hebben op mutaties in contant geld of op rekeningen zonder uitstel, getrouw en volledig en naar tijdsorde ingeschreven worden in een ongesplitst dagboek volgens het model door de Koning bepaald.
Het dagboek is genummerd en wordt geïdentificeerd door de naam van de vereniging of de stichting.
Het dagboek mag worden gehouden door middel van ingebonden of ingenaaide registers of door middel van geïnformatiseerde systemen.
Indien het dagboek wordt gehouden door middel van ingebonden of ingenaaide registers, moet het voor het eerste gebruik en vervolgens ieder jaar worden ondertekend door de personen die de vereniging of de stichting ten aanzien van derden vertegenwoordigen.
Het dagboek wordt bijgehouden naar tijdsorde, zonder enig wit vak of enige weglating, opdat de materiële continuïteit, alsook de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen gewaarborgd zouden zijn. In geval van correctie moet het oorspronkelijk geschrevene leesbaar blijven.
Het originele dagboek gehouden door middel van ingebonden of ingenaaide registers wordt gedurende zeven jaar bewaard te rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting volgt.
Indien het dagboek wordt gehouden door middel van geïnformatiseerde systemen, verzekert de voor het bewaren gebruikte drager de onveranderlijkheid en de toegankelijkheid van de gegevens die erin geregistreerd zijn gedurende de volledige bewaringstermijn opgelegd in het zesde lid.
§ 3. Paragraaf 2 is op overeenkomstige wijze van toepassing op de centra van werkzaamheden bedoeld in artikelen 26octies, § 1, en 45 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.]
2 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 82, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.86. [
1 Elke boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend verantwoordingsstuk, waarnaar zij moet verwijzen.
Voor verrichtingen van verkoop en dienstverlening in het klein waarvoor geen factuur vereist is, kan de boeking geschieden door middel van een dagelijkse, gezamenlijke inschrijving.
De Koning stelt nadere regels betreffende de stukken ter verantwoording van de dagelijkse, gezamenlijke inschrijvingen, bedoeld in het tweede lid.
De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en zeven jaar bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art. III.87.[
1 § 1. De boeken worden per blad genummerd; ze vormen elk in hun soort een doorlopende reeks; ze dragen de vermelding van hun soort, hun plaats in de reeks en de naam, de firmanaam of de bijzondere naam van de onderneming.
§ 2. De boeken worden op zodanige wijze gehouden dat de materiële continuïteit ervan, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen zijn verzekerd.
De Koning stelt nadere regels voor het houden en bewaren van de boeken. Hij kan de werkwijze voorgeschreven in artikel III.84, [
2 vierde en vijfde]
2 lid, vervangen of toestaan dat ze, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, wordt vervangen door een andere die de materiële continuïteit van de boeken evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen waarborgt.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 83, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.88.[
1 De boeken worden naar tijdsorde bijgehouden, zonder enig wit vak of enige weglating. In geval van correctie moet het oorspronkelijk geschrevene leesbaar blijven.
De [
2 boekhoudplichtige ondernemingen]
2 moeten hun boeken bewaren gedurende zeven jaar, te rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting volgt.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 84, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.89.[
1 § 1. Elke [
2 boekhoudplichtige onderneming]
2 verricht, omzichtig en te goeder trouw, ten minste eens per jaar de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om op een door haar gekozen datum de inventaris op te maken van al haar bezittingen, en rechten van welke aard ook, en van haar vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op haar bedrijf, en van de eigen middelen daaraan verstrekt. De inventarisstukken worden ingeschreven in een boek. De stukken die wegens hun omvang bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven, worden in dat boek samengevat en erbij gevoegd.
§ 2. De inventaris wordt ingericht overeenkomstig het rekeningenstelsel van de [
2 boekhoudplichtige onderneming]
2.
De Koning kan maatstaven voor de waardering van de inventaris bepalen.
Deze paragraaf geldt niet voor de in artikel III.85 bedoelde [
2 boekhoudplichtige ondernemingen]
2.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 85, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.90.[
1 § 1. Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, worden ze samengevat en beschreven in een staat, zijnde de jaarrekening.
§ 2. De [
3 boekhoudplichtige ondernemingen]
3 die niet zijn onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan [
3 ...]
3 moeten zich gedragen naar de bepalingen daarvan wat de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag betreft.
De inhoud en de omvang van hun verplichtingen worden bepaald op basis van dezelfde criteria inzake personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal als degene die gelden voor de ondernemingen onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen.
De jaarrekening van de openbare instellingen bedoeld in artikel [
3 III.82, § 1, eerste lid, 4°]
3, moet worden neergelegd binnen zeven maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar, ook al werd de procedure van toezicht en goedkeuring waaraan zij in voorkomend geval is onderworpen nog niet beëindigd. In dergelijk geval maakt de neergelegde jaarrekening van dit feit uitdrukkelijk melding.
Deze paragraaf is niet van toepassing op :
1° [
3 de ondernemingen vermeld in artikel III.82, § 1, eerste lid, 1°]
3 en die bedoeld worden in artikel [
3 III.85, § 1]
3;
2° de ondernemingen bedoeld in artikel [
3 III. 82, § 1, eerste lid, 5°]
3, waarop dit hoofdstuk 2 niet van toepassing is verklaard;
3° de ondernemingen bedoeld in artikel III.95, § 1;
4° de verzekerings- en herverzekerings-ondernemingen;
5° de door buitenlandse ondernemingen die niet zijn onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen in België gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden, wanneer die bijkantoren en centra van werkzaamheden geen eigen opbrengsten hebben door verkoop van goederen of dienstverlening aan derden of door geleverde goederen of verleende diensten aan de buitenlandse onderneming waarvan zij afhangen en waarvan de werkingskosten volledig door de laatstgenoemde worden gedragen;
6° de [
3 ondernemingen vermeld in artikel III.82, § 1, eerste lid, 1°]
3, wat de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag betreft;]
1 [
3 7° de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de centra van werkzaamheden van buitenlandse verenigingen zonder winstoogmerk en buitenlandse stichtingen zoals bedoeld in artikelen 26octies, § 1, en 45 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.]
3 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2015-12-18/31, art. 38, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2016>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 86, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.91.[
1 § 1. De openbare instellingen naar Belgisch recht die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard, met uitzondering van de ondernemingen die bedoeld zijn in artikel III.95, § 1, moeten zich gedragen naar de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan voor wat de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van een geconsolideerde jaarrekening en geconsolideerd jaarverslag betreft.
De inhoud en de omvang van hun verplichtingen wordt bepaald op basis van dezelfde criteria inzake personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal als degene die gelden voor de ondernemingen onderworpen aan het Wetboek van Vennootschappen.
De Koning kan het toepassingsgebied van de in het tweede lid bedoelde bepalingen uitbreiden tot andere [
2 boekhoudplichtige]
2 ondernemingen.
§ 2. De Koning kan de door Hem op grond van artikelen III.84, [
2 zevende]
2 lid, III.89, § 2, III.90 en III.91, § 1, gestelde regels aanpassen, aanvullen of er geheel of gedeeltelijk vrijstelling van verlenen naargelang van de omvang van de onderneming alsmede de bedrijfstakken en de economische sectoren waarin zij werkzaam is.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 87, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.92.[
1 De koninklijke besluiten ter uitvoering van dit hoofdstuk worden genomen na overleg in de ministerraad.
De besluiten ter uitvoering van artikel III.84, [
2 zevende]
2 lid, artikel III.89, § 2 en artikelen III.90 en III.91 worden genomen na advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
De besluiten ter uitvoering van artikel [
2 III.82, § 1]
2 en de wijzigingsbesluiten worden genomen na advies van de organisaties die de betrokken ondernemingen vertegenwoordigen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 88, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.93.[
1 § 1. De Koning stelt een Commissie voor Boekhoudkundige Normen in; deze heeft tot taak :
1° de regering en het Parlement op hun verzoek of uit eigen beweging van advies te dienen;
2° door middel van adviezen en aanbevelingen bij te dragen tot de ontwikkeling van de leer van het boekhouden en de beginselen te bepalen van een regelmatige boekhouding.
[
2 De commissie voor Boekhoudkundige Normen is een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid.]
2 § 2. De Koning stelt in de schoot van de Commissie voor Boekhoudkundige normen een afzonderlijk College in dat tot taak heeft door middel van een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht vragen te beantwoorden betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen van het Belgisch Boekhoudrecht die onder de bevoegdheid van de Commissie vallen en waarvoor het op formele wijze wordt gevat.]
1 ----------
(
1)<W
2016-12-12/04, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
(
2)<W
2017-04-18/03, art. 4, 046; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
Art. III.93/1. [
1 § 1. Onder Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht wordt verstaan het antwoord waarbij het College overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen vaststelt hoe de wet in hoofde van de aanvrager wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting die op jaarrekeningrechtelijk vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
§ 2. De aanvraag om een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht wordt schriftelijk gericht aan het College. Zij moet gemotiveerd zijn en ondertekend zijn door een persoon die daartoe gemachtigd is door de aanvrager.
Zij moet bevatten :
- de identiteit van de aanvrager en, in voorkomend geval, die van de betrokken partijen en derden;
- de beschrijving van de activiteiten van de aanvrager;
- de volledige beschrijving van de bijzondere situatie of verrichting;
- de verwijzing naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop het antwoord moet slaan.
De aanvraag bevat, in voorkomend geval, een volledige kopie van de aanvragen die voor hetzelfde onderwerp werden ingediend bij een overheid, en van de beslissingen met betrekking tot deze aanvragen.
Zolang het College geen antwoord heeft gegeven, moet de aanvraag worden aangevuld met elk nieuw element dat betrekking heeft op de voorgenomen situatie of verrichting.
§ 3. De Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht wordt meegedeeld aan de aanvrager binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum waarop het dossier alle nodige elementen bevat om een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht af te leveren. Het College en de aanvrager kunnen in onderlinge overeenstemming deze termijn wijzigen.
Ten laatste binnen vijftien werkdagen vanaf het ogenblik dat de aanvraag volledig is, licht het College de aanvrager in over de overeenkomstig het vorige lid vastgestelde antwoordtermijn.
§ 4. Een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht kan niet worden gegeven wanneer:
1° de aanvraag betrekking heeft op situaties of verrichtingen die identiek zijn aan die welke op jaarrekeningrechtelijk vlak reeds gevolgen hebben ten name van de aanvrager of op jaarrekeningrechtelijk vlak het voorwerp uitmaken van een administratief beroep of gerechtelijke handeling tussen de Belgische Staat en de aanvrager of aanhangig zijn gemaakt bij de rechterlijke macht;
2° het treffen van een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht niet aangewezen is of zonder uitwerking is op grond van de in de aanvraag aangevoerde wettelijke of reglementaire bepalingen;
3° de aanvraag voornamelijk fiscaalrechtelijke gevolgen ressorteert, tenzij in casu de primauteit van het boekhoudrecht reeds werd erkend of tenzij de aanvrager ermee instemt dat een overleg plaatsvindt met de bevoegde belastingautoriteit of er mee instemt dat met betrekking tot de voorliggende verrichting of situatie een aanvraag om voorafgaande beslissing in fiscale zaken zal worden ingediend die een overleg met de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken bij de Federale Overheidsdienst Financiën, opgericht bij koninklijk besluit van 13 augustus 2004, tot gevolg heeft.
Een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht kan bovendien niet worden gegeven wanneer :
1° bij het indienen van de aanvraag, essentiële elementen van de beschreven verrichting of situatie betrekking hebben op een vluchtland dat niet samenwerkt met de OESO;
2° de beschreven verrichting of situatie geen economische substantie heeft in België.
§ 5. De Koning bepaalt wie de leden van het College dient voor te dragen, gekozen uit de leden van de Commissie waarbij minstens één lid tevens deel uitmaakt van het College dat overeenkomstig artikel 26 van de wet van 24 december 2002 belast is met de leiding van de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken bij de Federale Overheidsdienst Financiën, benoemt de leden van het College, bepaalt de werkingsmodaliteiten van het College, bepaalt de in paragraaf 4, eerste lid, 2°, bedoelde materies en bepalingen, stelt nadere regels op met betrekking tot de termijn waarvoor een individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht kan worden gegeven en duidt aan wanneer een Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht ophoudt te bestaan.
§ 6. De Individuele Beslissingen inzake Boekhoudrecht worden op anonieme wijze gepubliceerd op de website van de Commissie.
§ 7. De minister van Economie zendt elk jaar een verslag over de toepassing van artikel III.93, § 2, van het Wetboek van economisch recht naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De identiteit van de aanvragers, de leden van het College en de leden van het wetenschappelijk secretariaat wordt niet in het verslag vermeld.
Het verslag wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers openbaar gemaakt.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-12-12/04, art. 3, 041; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. III.93/2.[
1 § 1. De werkingskosten van de Commissie voor boekhoudkundige normen met inbegrip van deze van het voormelde College worden gedragen door de [
2 boekhoudplichtige]
2 ondernemingen die hun jaarrekening of hun geconsolideerde jaarrekening openbaar moeten maken door neerlegging bij de Nationale Bank van België. De Koning bepaalt het bedrag van deze bijdrage, die echter niet hoger mag zijn dan 3,72 euro geïndexeerd volgens dezelfde regels als deze die werden vastgesteld voor de indexering van de wedden en lonen in de overheidsdiensten. De Nationale Bank van België int deze bijdrage samen met de kosten voor de openbaarmaking van de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening en maakt haar over aan de Commissie.
§ 2. Op de voorzitter na moeten de leden van de Commissie en van het College telkens voor de helft bestaan uit natuurlijke personen behorend tot de Nederlandse taalrol en voor de helft uit natuurlijke personen van de Franstalige taalrol.
§ 3. Elk lid van de Commissie, elk lid van het College en de medewerkers van de Commissie zijn, buiten het uitoefenen van hun opdracht, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan zij wegens de uitvoering van hun opdracht kennis hebben. Voor wat betreft de dossiers Individuele Beslissingen inzake Boekhoudrecht oefenen de leden van het College en de medewerkers van de Commissie hun opdracht uit wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, daaronder begrepen de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtsmachten, en van de Gemeenschappen en de Gewesten en de openbare instellingen of inrichtingen, inlichtingen verstrekken welke voor die diensten, instellingen of inrichtingen nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-12-12/04, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 89, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.94.[
1 § 1. De minister bevoegd voor de Economische Zaken of zijn afgevaardigde kan in bijzondere gevallen, na een met redenen omkleed advies van de in artikel III.93 vermelde Commissie voor boekhoudkundige Normen, toestaan dat wordt afgeweken van de regels vastgesteld op grond van artikel III.84, zesde lid, artikel III.89, § 2, artikel III.90 en artikel III.91. Deze bevoegdheid wordt op dezelfde wijze door de minister bevoegd voor Middenstand of zijn afgevaardigde uitgeoefend ten aanzien van de vennootschappen en andere ondernemingen die als klein kunnen worden beschouwd in de zin van het Wetboek van Vennootschappen. De Commissie voor boekhoudkundige Normen wordt in kennis gesteld van het besluit van de minister of zijn afgevaardigde.
§ 2. De minister bevoegd voor Justitie of zijn afgevaardigde, kan in bijzondere gevallen, na een met redenen omkleed advies van de Commissie voor boekhoudkundige Normen, toestaan dat wordt afgeweken van artikel 4, zesde lid, artikel 9, § 2, en artikel 10 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen in de mate waarin deze van toepassing zijn verklaard door het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen evenals van de bepalingen van dit laatste koninklijk besluit zelf. De Commissie voor boekhoudkundige Normen wordt in kennis gesteld van het besluit van de minister of zijn afgevaardigde.]
1 ----------
(
1)<W
2018-04-15/14, art. 90, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. III.95.[
1 § 1. Artikel III.85 en de artikelen III.90 tot III.94, alsook de besluiten genomen ter uitvoering van artikel III.84, [
3 zevende]
3 lid, en artikel III.89, § 2, zijn niet van toepassing op de Nationale Bank van België, de Deposito- en Consignatiekas, de kredietinstellingen [
2 die vallen onder de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen en de beleggingsondernemingen die vallen onder de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies]
2.
§ 2. Artikel III.85 en artikel III.90, § 2, tweede lid, zijn niet van toepassing op de verzekeringsondernemingen en ondernemingen van hypothecair krediet en kapitalisatie.
De artikelen III.84, [
3 zevende]
3 lid, III.89, § 2, III.90, § 2, eerste lid, III.91, § 2, en III.94 zijn niet van toepassing op de verzekeringsondernemingen die door de Koning zijn toegelaten op grond van de wetgeving betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen. ]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-17/32, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(
2)<W
2016-10-25/04, art. 171, 039; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 91, 059; Inwerkingtreding : 01-11-2018>