De bewijskracht van vingerafdrukken gaat uit van een aaneenschakeling van denkfouten en verkeerde inschattingen.
De vingerafdruk als forensisch bewijs vertrekt van de mooi klinkende maar compleet onbewezen aangetoonde stelling van Adolphe Quetelet (1796-1874), geformuleerd als de Wet van Quetelet, die stelt: “Elk door de natuur vervaardigd object heeft eindeloze variaties en geen enkel patroon is identiek.”
De Schotse arts Henry Faulds wou op dit axioma een nieuw absoluut bewijs in strafzaken bedenken en uitwerken. Maar alvorens de vingerafdruk als bewijs in strafzaken te introduceren vond hij het misschien toch even noodzakelijk te laten berekenen hoe groot de kans bestaat dat 2 mensen eenzelfde vingerafdruk hebben. Hiertoe deed hij een beroep op het minder bekende neefje van Charles Darwin, Francis Galton, die deze kans berekende op 1 op 64 miljoen, versus de toenmalige wereldpopulatie van 700 miljoen mensen.
Deze berekening steunde op veronderstelling en intuïtie en op geen enkele wetenschap. De pseudoberekening kon zelf de foutmarge van haar berekening niet aantonen, waardoor ze naar hedendaagse maatstaven als ongeloofwaardige, niet wetenschappelijke nonsens zou afgedaan worden. Niet zo einde 19° eeuw en die wetenschappelijke dwaasheid blijft als aanname bestaan tot de dag van vandaag.
Nog minder wordt beseft in juridische kringen dat de kansberekening van 1 op 64 miljoen een wiskundige bestaande en logische waarde heeft totaal onderscheiden van de waarde “onwaar”.
Iets is waar of onwaar, iets kan waar zijn en iets kan onwaar zijn. Maar iets wat zich voordoet in 1 op 64.000.000 gevallen is niet onwaar, zelfs niet waarschijnlijk onwaar, maar absoluut waar in 1 op 64.000.000 gevallen.
Wanneer volgende week 1 op 64.000.000 mensen in Afrika een hardnekkige vorm van EBOLA of de pest ontwikkelt, kan één maand later een Afrikaans land van de kaart geveegd.
Hoe groot was de kans dat de bruid van Leopold I (prinses Charlotte door haar lijfartsen zo mismeesterd werd door aderlatingen waardoor zij hierdoor totaal verzwakt stierf?
De dynastieke opvolging va de nazaten van Koningin Victoria en de Van Saksen Cobourgs is wellicht één van de meest ongelooflijke reeks van onmogelijke toevalligheden, net zoals de geschiedenis van de Britse monarchie die hieraan voorafging.
Hoe groot of hoe klein was de kans dat Leopold I Koning der Belgen werd en niet iemand van Belgische adel?
Met welke toevalligheden en bijna onmogelijke voorwaarden is overigens België tot stand gekomen. Een beetje meer Napoleon, of juist een beetje minder, een beetje meer verstand en staatsmanschap, iets minder vanitas, en absolutisme van Willem van Oranje en de splitsing was er niet gekomen?
Hoeveel kans was er dat Prins Filips, zoon van Leopold II en diens zoon Prins Boudewijn veel te vroeg stierven?
En zo kunnen we nog even doorgaan om tot de conclusie te komen dat de kans van Filip van België geboren werd, dat hij koning werd een kans was van veel minder dan 1 op 64 miljoen.
Dat zijn dochter Prinses Elisabeth kroonprinses werd hangt dan weer af van de voorhuwelijkse geschiedenis van Filip, waarbij dan weer de frapatsen va Laurent tot zelfs die van Wendy van Wanten een rol -hebben gespeeld, dat lag toch ook niet in de lijn va de verwachtingen, laat staan in de Spaanse katholieke verbolgenheid die daar op volgde of was het dan toch een streven naar een vrouwvriendelijke monarchie die de bovenhand haalde?
Het leven en de werkelijkheid bestaat uit niets anders dan toevalligheden die zich voordoen me kansen van minder dan 1 op 64 miljoen.
Geplaatst tegenover de uitgangsstelling van de onmogelijke uniciteit in de natuur en de wet van de eindeloze variaties, heft de bevinding van Galton de stelling van Quetelet op en bewijst Galton zelfs dat de stelling van Galton niet alleen niet bewezen maar ook onjuist is.. De oneindige variatie impliceert een waarde nul voor een (al was het maar kleine kans op ) identiteit van natuurlijke patronen, terwijl 1 op 64 miljoen verre van de waarde nul is.
Juristen staan niet gekend voor wiskundig inzicht en zelfs niet voor een onderlegdheid in waarheidsvinding (wat nog erger is). Wie verwacht dat criminologen deze kennis wel zouden hebben is meteen een illusie armer, zonder dat we durven te stellen dat forensische wetenschappers, gebuisde of mislukte reguliere wetenschappers zijn of dat criminologen gebuisde juristen zijn.
Het antwoord is dan volgens sommige (parket)magistraten dat recht niet op waarheid kan berusten maar waarheid zo veel mogelijk dient te benaderen, waarbij “minimaal”, gemakkelijkheidshalve bij gebrek aan beters, gelijk gesteld worden met nul en dus een minimale kans gelijk gesteld wordt met een onmogelijke kans.
Dit is geen waarheid als een koe maar logica bedreven met het verstand van een legkip.
De kosmos, de natuur, het leven is niets anders dan een aaneenschakeling van onwaarschijnlijke causaliteit, kansen die elk afzonderlijk genomen reeds absurd klein zijn en die samengenomen bijna oneindig klein zijn maar uiteindelijk, een door het verstand misschien moeilijk te bevatten, maar precies door en in hun samenloop de werkelijkheid vormen.
Wie het verschil niet inziet tussen werkelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid, causaliteit, de relativiteit van het kleine en het grote, het absolute van de waarde 0 en een, waarde, hoe klein of hoe groot ook, mist het benodigde verstand om de kennis van waarheidsvinding te beheersen en houdt zich best ver van de juridische en forensische wereld.
Zo is de kans op de overeenkomst van twee vingerafdrukken die niets met mekaar te maken hebben groter dan het winnen van de euromillions.
De kans dat we geboren werden is de aaneenschakeling van onwaarschijnlijke kansen van 1 op een paar miljoen zaadcellen van 1 op tussen de paar miljoen en een paar miljard mannen die één van de zovele miljoenen vrouwen op een bepaald tijdstip van hun ovulatie in een bepaald jaar ontmoet hebben waarbij dan nog de juiste sfeer of omstandigheid in de lucht hing zodat dan ook één van de zovele eicellen van die vrouw op dat ogenblik gerijpt, kon bevrucht worden en de vrucht niet werd afgestoten, waarbij het kind de kinderziektes zou overleven en in elk geval lang genoeg zou kunnen leven om een volgende generatie leven te geven zonder dan nog eens onbevrucht te zijn. En deze bijna krankzinnige toevallige reeks toevalligheden met kansen van 1 op een miljard, moet dan nog een 20.000 maal of generaties herhaald. En toch leven we en bestaan we.
Vingerafdrukken bestaan uit bacteriologisch gecontamineerde sporen die per definitie veranderen, niet alleen door veranderende bacteriologische samenstelling van de lichaamseigen en lichaamsvreemde stoffen waaruit ze bestaan maar ook door loutere fysische elementen.
Vingerafdrukken beslaan nooit een volledige vinger. Fragmenten en beelden genomen vanuit een andere hoek worden vergeleken met een genomen staal dat per definitie evenmin in perfecte omstandigheden kan genomen zijn. Het vergelijken van vingerafdrukken is daarom geen exacte wetenschap. Bij de studie en vergelijking van vingerafdrukken wordt uitgegaan van veronderstelde harmonie en continuïteit van lijnen. Ontbrekende lijnen dienen aangevuld, ingevuld. Deze invulling gebeurt niet wetenschappelijk maar gevoelsmatig met meer giswerk dan denkwerk, met meer esthetisch inzicht dan wetenschappelijk inzicht. Welnu de disharmonie de discontinuïteit, de discordantie, zijn fenomenen die we in de natuur en haar patronen aantreffen, maar die niet in de gehanteerde wetenschap van de vergelijking van vingerafdrukken passen.
Bij het verzamelen, opslaan, verwerken en klasseren van vingerafdrukken worden fouten gemaakt, zij kunnen ook gecontamineerd worden tijdens deze handelingen. Ja het is zelfs mogelijk dat een afdruk van een vermeende dader kan terechtkomen in de bronnenbank en precies daar waar de referentieafdruk moet zitten, waardoor er natuurlijk overeenstemming gevonden wordt.
Vergeten we verder niet de mogelijkheid tot bedrog en het vals plaatsen van vingerafdrukken.
Het bewijs van de valse overeenstemming is inmiddels reeds zo vele malen vastgesteld, waarbij overeenstemming gevonden werd tussen afdrukken van een persoon met afdrukken op een plaats van het misdrijf waarbij onomstotelijk kon aangetoond dat de persoon in kwestie daar niet was.
Maar tot op de dag vandaag wordt door de forensische wetenschap de waarde van de vingerafdruk erkend. Eén en ander is niet de eerste dwaasheid van de forensische wetenschap die de benijdenswaardige lage positionering in de wetenschap te danken heeft aan een aaneenschakeling van blunders waaronder:
• de theorie van Lombroso over het verband tussen vormen van de schedel en mensenras en de “aanleg” tot criminaliteit
• de nog grotere idiotie van Lombroso over het bestaan van menselijke rassen, meerderwaardige en minderwaardige rassen, criminele rassen, parasitaire rassen, theorie zoals met grote dankbaarheid en welwillendheid aangewend door Alfred Rosenberg.
• het geloof in de polygraaf
• de morfologie van mensen als verband en oorzaak van hun (crimineel of deviant gedrag) zoals roversdaden, prostitutie, non-conformisme
• de afzondering en gebed als remedie tegen recidivisten
Ik herinner mij een zaak waar een man werd aangehouden voor een diefstal in het kantoor van zijn werkgever waarin een kluis stond met een grote hoeveelheid briefjes van 50 frank, waarbij zijn vingerafdrukken op de kluis stonden, terwijl hij ontkende dat hij ooit aan de kluis was geweest, en terwijl vastgesteld werd dat hij speelschulden had. Alle bewijs leek tegen deze man te spreken en de onze verdediging leek hopeloos, zeker wanneer werd vastgesteld dat tijdens een huiszoeking een grote hoeveelheden van de toen minder courante briefjes van 50 frank in zijn appartement werden gevonden.
Na grondig onderzoek van het dossier dat gelet op de duidelijke onbetwistbare schuld onvoldoende werd onderzocht bleek:
• dat de verklaring waarom de man zoveel briefjes van 50 frank in huis had, eenvoudig te verklaren was omdat hij net zoals de andere werknemers (met free lance statuut) op het einde van de week in contanten met briefjes van 50 fr werd betaald. Dit werd eerst door de bedrijfsleider betwist, maar geconfronteerd met de verklaring van tietallen andere werknemers kon hij niet anders dan toegeven dat er inderdaad in die kleine bizarre coupures betaald werd aan de werknemers.
• In die kluis lagen dergelijke grote hoeveelheden van die contanten omdat deelnemers aan marktonderzoeken een kleine som ontvingen voor hun deelname aan de markstudies, die overeenkwam met 50 frank of een veelvoud ervan. Bij het begin wan de week kon niet voorzien worden hoeveel personen er die week in een onderzoek (meestal) op straat zouden kunnen aangesproken worden om daar aan een korte test deel te nemen. De wekelijkse of maandelijkse overschotten werden aangewend om personeel te betalen.
• De man had inderdaad speelschulden, maar deze waren voor de feiten terugbetaald door zijn vriendin middels een overschrijving.
• De vingerafdrukken van de man stonden op de kluis waar de diefstal in gebeurde. De man had ontkend aan de kluis te zijn geweest. Maar onderzoek wees uit dat de man net zoals zovele andere werknemers in dat bureau dat door velen werd gebruikt zeker een 30 tal dagen had gewerkt in de voorbije 2 jaar. Onderzoek leerde dat een vingerafdruk gemakkelijk 10 jaar oud kan zijn. In de lokalen werd niet vaak gepoetst en oude vingerafdrukken krijg je zelfs niet weg met een veeg van een vod van een klassieke Brusselse poetsvrouw in kantoren. Bovendien werden op de kluis meer dan 30 verschillende vingerafdrukken gevonden van diverse personen, die niet allemaal geïdentificeerd konden worden, waarvan sommigen ook ontkenden ooit aan die kluis te zijn geweest, mogelijks in de vaste overtuiging er niet aan geweest te zijn, maar wie kan zich herinneren of hij in een klein konijnenhok van de jaren 80 (aka kantoor), nu wel of niet aan een stuk roestig oud ijzer is geweest.
• Door de veelheid aan sporen, vingerafdrukken, lichaamsvochten, schimmels, vette plekken, inktplekken en krassen leek het bij inzage van de stukken al helemaal niet meer zo zeker dat er van overeenstemmende vingerafdrukken kon worden gesproken. Misschien kon er met veel goede wil en invullende fantasie een zekere gelijkenis gevonden worden van enkele lijntjes, maar niet elk forensisch expert zag hier overeenstemming in.
Ik zie in het allerbegin van de zaak de gekende zelfzekere inmiddels reeds lang gepensioneerde onderzoeksrechter tegen mij in de wandelgang zeggen, “Meester, ik zie dat je nog jong en onervaren zijt. Laat u niet meeslepen door de verhalen van cliënten, ze doen zich allemaal zo onschuldig voor en zien er zelfs zo lief en onschuldig “schaperig” uit.
Weet dat ik in heel mijn carrière nog nooit een dossier gezien heb met zo harde bewijzen. Uw cliënt is jong en kan nog een kans krijgen, maar ga het licht van de zon niet betwisten. Pleit de schuldige “helaasheid” en hij zal nog een tweede kans kunnen krijgen, pleit onschuldig en hij zal nog jaren, zijn mooiste jaren, in de hel van Sint Gillis doorbrengen. En die schone vriendin zal hij dan wel kunnen vergeten, zoals zij hem binnen enkele weken reeds vergeten zal zijn voor een andere schonere onschuldige kwibus.
Na zes zittingen voor de raadkamer en 12 zittingen op de correctionele rechtbank bekwam ik de vrijspraak. Het parket ging in beroep en na 4 zittingen voor het Hof van Beroep te Brussel en 9 jaar na de feiten bekwam ik de vrijspraak, precies omdat ik weigerde te geloven in absolute bewijzen en zekerheden van de onderzoeksrechter.
Of de man schuldig was of niet weet ik niet. Ik meen hem te kunnen geloven. Men mag dit naïef heten. Maar juridisch gezien is hij onschuldig en is de vraag stellen over zijn schuld zelfs een misdrijf. Belangrijker dan schuld of onschuld, kunnen we bescheiden (wat volgens sommigen de overtreffende stap van ijdelheid is) stellen dat justitie hier gewerkt heeft, dat twijfel in het voordeel van de beklaagde speelt en dat onwaarschijnlijke toeval niet alleen bestaat, maar in de realiteit de regel is nopens de opeenvolging en de causaliteit van gebeurtenissen.