uittreksel uit het strafwetboek
AFDELING II. - VERNIELING VAN BOUWWERKEN, STOOMMACHINES EN TELEGRAAFTOESTELLEN.
Art. 521. Hij die buiten de gevallen in de artikelen 510 tot 520 genoemd, door welk middel ook, gebouwen, bruggen, dijken, straatwegen, spoorwegen, sluizen, magazijnen, werkplaatsen, loodsen, schepen, vaartuigen, vliegtuigen of andere kunstwerken of bouwwerken die aan een ander toebehoren, geheel of ten dele vernielt, wordt gestraft met (opsluiting van vijf jaar tot tien jaar).
Bij onbruikbaarmaking met het oogmerk om te schaden, is de straf vijftien dagen tot drie jaar gevangenis en geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro.
De in het tweede lid bedoelde straf is toepasselijk in geval van gehele of gedeeltelijke vernieling of van onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen.
Commentaar
De bepaling 521 laatste lid slaat enkel op motorvoertuigen. Gewone fietsen worden niet beschermd. Motorfietsen, bromfietsen, elektrisch aangedreven fietsen en elektrische steps worden wel beschermd.
Deze bepaling slaat enkel op voertuigen van derden en niet op de eigen goederen (aldus slaat deze strafbepaling ook niet op goederen die in beslag zijn genomen. Deze strafbaarstelling slaat wel op een mede-eigenaar, zoals bv. ook op een echtgenoot die mede-eigenaar is)
Art. 522. De bepaling van artikel 518 is toepasselijk op het geval in het vorige artikel omschreven.
Art. 523.Hij die een machine vernielt, die aan een ander toebehoort en bestemd is voor voortbrenging, omzetting of verdeling van drijfkracht of voor het verbruik ervan voor andere dan louter huishoudelijke doeleinden, wordt veroordeeld tot gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar en tot geldboete van vijfhonderd euro.
Vernieling bestaat zodra de werking van de machine geheel of ten dele verhinderd is, onverschillig of het feit de aandrijvende dan wel de aangedreven toestellen betreft.
Art. 524. (Opgeheven)
Art. 525. Wanneer de feiten, in de twee vorige artikelen omschreven, gepleegd worden in vereniging of in bende en met behulp van gewelddaden, feitelijkheden of bedreigingen, worden de schuldigen gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
De hoofden en de aanstokers worden veroordeeld tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en tot geldboete van vijfhonderd euro tot vijfduizend euro.
Art. 525bis. In de gevallen bepaald in de artikelen 521 tot 525, kan het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen worden verdubbeld in geval van correctionele straffen en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting, wanneer een van de drijfveren van het wanbedrijf bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, [1 zijn syndicale overtuiging,]1 een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst.
AFDELING III. - VERNIELING OF BESCHADIGING VAN GRAVEN, MONUMENTEN, KUNSTVOORWERPEN, TITELS, BESCHEIDEN OF ANDERE PAPIEREN.
Art. 526. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro wordt gestraft hij die vernielt, neerhaalt, verminkt of beschadigt :
Grafsteden, gedenktekens of grafstenen;
Monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht;
Monumenten, standbeelden, schilderijen of welke kunstvoorwerpen ook, die in kerken, tempels of andere openbare gebouwen zijn geplaatst.
Art. 527. Hij die registers, minuten of oorspronkelijke akten van het openbaar gezag, titels, biljetten, wisselbrieven, handels- of bankpapieren, die een verbintenis, beschikking of schuldbevrijding inhouden of teweegbrengen, op enigerlei wijze kwaadwillig of bedrieglijk vernietigt, wordt gestraft alsof hij die stukken had weggenomen, en naar de onderscheidingen in het eerste hoofdstuk van deze titel gemaakt.
AFDELING IV. - VERNIELING OF BESCHADIGING VAN EETWAREN, KOOPWAREN OF ANDERE ROERENDE EIGENDOMMEN.
Art. 528. Elke vernieling, elke beschadiging van andermans roerende eigendommen, gepleegd met behulp van geweld of bedreiging, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen.
Commentaar
Het begrip roerend in de betekenis van artikel 528 Strafwetboek stemt niet overeen met de betekenis die het heeft in het burgerlijk recht. Dit omwille van het principe van de autonomie van het strafrecht.
Naar het strafrecht is alles wat niet onroerend is van nature en slechts door een juridische fictie daarmee is gelijkgesteld, een roerend goed. Het vernielde of beschadigde roerend goed mag geen eigendom zijn van de dader.
Art. 529. Indien het feit gepleegd wordt in vereniging of in bende, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
De hoofden en de aanstokers worden gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
Art. 530. Vernieling of beschadiging van andermans roerende eigendommen, gepleegd met behulp van geweld of bedreiging, in een bewoond huis of in de aanhorigheden ervan en met een van de omstandigheden van artikel 471, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
De straf zal niet minder zijn dan twaalf jaar indien de misdaad in vereniging of in bende gepleegd wordt.
De hoofden en de aanstokers worden gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.
Art. 531. Indien het geweld of de bedreiging met behulp waarvan de vernieling of de beschadiging wordt gepleegd, een ziekte of een lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 400 ten gevolge heeft, worden de schuldigen gestraft met de straf onmiddellijk hoger dan die waarmee zij op grond van de twee vorige artikelen zouden worden gestraft.
Art. 532. Doodslag gepleegd om de vernieling of de beschadiging te vergemakkelijken of om de straffeloosheid ervan te verzekeren, wordt gestraft met levenslange opsluiting.
Art. 532bis. In de gevallen bepaald in de artikelen 528 tot 532 kan het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen worden verdubbeld in geval van correctionele straffen en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting, wanneer een van de drijfveren van de misdaad of het wanbedrijf bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, zijn syndicale overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst.
Art. 533. Hij die koopwaren of stoffen dienende om verwerkt te worden, kwaadwillig of bedrieglijk vervalst of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro.
De gevangenisstraf is zes maanden tot drie jaar en de geldboete vijftig euro tot vijfhonderd euro, indien het misdrijf wordt gepleegd door iemand die in de fabriek, het werkhuis of het handelshuis werkzaam is.
Art. 534. Hij die de banden of de hindernissen waarmee een vaartuig, een wagon of een voertuig is vastgelegd, kwaadwillig wegneemt, doorsnijdt of vernielt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar.
Afdeling IVbis. - Graffiti en beschadiging van onroerende eigendommen.
Art. 534bis. § 1. Met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die zonder toestemming graffiti aanbrengt op roerende of onroerende goederen.
§ 2. Het maximum van de gevangenisstraf wordt gebracht op één jaar gevangenisstraf bij herhaling van een in de eerste paragraaf bedoeld misdrijf binnen vijf jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Art. 534ter. Met gevangenisstraf van een maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die opzettelijk andermans onroerende eigendommen beschadigt.
Art. 534quater. In de gevallen bepaald in de artikelen 534bis en 534ter kan het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen worden verdubbeld in geval van correctionele straffen en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting, wanneer een van de drijfveren van het wanbedrijf bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, zijn syndicale overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst.
AFDELING V. - VERNIELING EN VERWOESTING VAN VELDVRUCHTEN, PLANTEN, BOMEN, ENTEN, GRANEN EN VOEDER, VERNIELING VAN LANDBOUWGEREEDSCHAPPEN.
Art. 535. Met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro wordt gestraft hij die vruchten te velde of natuurlijk opgekomen of gepoot plantsoen kwaadwillig afsnijdt of verwoest.
Art. 536. Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro wordt gestraft hij die kwaadwillig een bezaaide akker verwoest, zaad van dolik of van enig ander schadelijk kruid of gewas op een akker strooit, landbouwgereedschappen, omheiningen voor het vee of wachtershutten stukbreekt of onbruikbaar maakt.
Art. 537. Hij die kwaadwillig een of meer bomen omhakt of zodanig snijdt, verminkt of ontschorst dat zij vergaan, of een of meer enten vernielt, wordt gestraft :
Voor elke boom, met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro;
Voor elke ent, met gevangenisstraf van acht dagen tot vijftien dagen en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftig euro of met een van die straffen alleen.
In geen geval mag de gezamenlijke straf hoger zijn dan drie jaar wat de gevangenisstraf en vijfhonderd euro wat de geldboete betreft.
AFDELING VI. - OMBRENGEN VAN DIEREN.
Art. 538. Hij die paarden of andere trek- of lastdieren, hoornvee, schapen, geiten of varkens vergiftigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro.
Art. 539. Hij die in een rivier, een vaart, een beek, een vijver, een visvijver of een viskom stoffen werpt die de vis kunnen vernielen, en met het oogmerk om die uitslag te bereiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro.
Art. 540. Zij die buiten noodzaak een van de in artikel 538 vermelde dieren doden of zwaar letsel toebrengen, worden gestraft met de volgende straffen :
Indien het misdrijf wordt gepleegd in gebouwen, besloten erven en aanhorigheden of op gronden waarvan de meester van het gedode of gewonde dier eigenaar, huurder, deelpachter of pachter is, is de straf gevangenisstraf van een maand tot zes maanden en geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro;
Indien het gepleegd wordt op plaatsen waarvan de schuldige zelf eigenaar, huurder, deelpachter of pachter is, is de straf gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro;
Indien het gepleegd wordt op enige andere plaats, wordt gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie maanden en geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro opgelegd.
Art. 541. Hij die buiten noodzaak een ander huisdier dan de in artikel 538 vermelde doodt of zwaar letsel toebrengt, op een plaats waarvan degene aan wie het dier toebehoort, eigenaar, vruchtgebruiker, gebruiker, huurder, deelpachter of pachter is, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen.
Deze straffen worden opgelegd, indien die feiten kwaadwillig gepleegd worden op een tam of een gevangen gehouden dier op de plaatsen waar zij gehouden worden, ofwel op een huisdier op het ogenblik dat het gebruikt wordt tot de dienst waartoe het bestemd is en op een plaats waar zijn meester het recht heeft zich te bevinden.
Art. 542. Indien er in de gevallen van de vorige artikelen schending van afsluiting heeft plaatsgehad, wordt het minimum van de straf verhoogd overeenkomstig artikel 266.
AFDELING VII. - BEPALINGEN AAN DE VORIGE AFDELINGEN GEMEEN.
Art. 543. Indien de feiten, in de afdelingen V en VI van dit hoofdstuk omschreven, gepleegd worden hetzij uit haat tegen een openbaar ambtenaar en uit hoofde van zijn bediening, hetzij bij nacht, wordt het minimum van de straf verhoogd overeenkomstig artikel 266.
Art. 544. (Opgeheven)
AFDELING VIII. - VERNIELING VAN AFSLUITINGEN, VERPLAATSING OF VERWIJDERING VAN GRENSPALEN EN HOEKBOMEN.
Art. 545. Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die geheel of ten dele grachten dempt, levende of dode hagen afhakt of uitrukt, landelijke of stedelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, vernielt; grenspalen, hoekbomen of andere bomen, geplant of erkend om de grenzen tussen verschillende erven te bepalen, verplaatst of verwijdert.
Art. 546. Wanneer de feiten, in het vorige artikel omschreven, gepleegd worden met het oogmerk om een bezitsaanmatiging op een erf te plegen, is de straf gevangenisstraf van een maand tot een jaar en geldboete van vijftig euro tot tweeduizend euro.
AFDELING IX. - VERNIELING EN SCHADE DOOR OVERSTROMING VEROORZAAKT.
Art. 547. Met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar worden gestraft zij die kwaadwillig of bedrieglijk de werken van een mijn geheel of ten dele onder water zetten.
Indien de schuldige op grond van de omstandigheden moest vermoeden dat een of meer personen zich op het ogenblik van de overstroming in de mijn bevonden, wordt hij veroordeeld tot opsluiting van vijftien jaar
Art. 548. De bepaling van artikel 518 is toepasselijk op het feit in het vorige artikel omschreven.
Art. 549. Hij die kwaadwillig of bedrieglijk andermans erf onder water zet of er het water op schadelijke wijze op doet lopen, wordt veroordeeld tot geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro.
Art. 550. Met geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro worden gestraft de eigenaars, de pachters of alle andere personen die molens, fabrieken of vijvers in gebruik hebben en die andermans wegen of eigendommen onder water zetten door het verhogen van hun overlaten boven het peil dat door de bevoegde overheid is bepaald.
Indien uit die feiten enige beschadiging ontstaat, wordt, naast geldboete, gevangenisstraf van acht dagen tot een maand opgelegd.
Art. 559. (Met geldboete van tien [euro] tot twintig [euro] worden gestraft :
1° Zij die, buiten de gevallen omschreven in boek II, titel IX, hoofdstuk III, van dit wetboek, andermans roerende eigendommen opzettelijk beschadigen of vernielen;)
...