Een belediging is een verwijt dat de waardigheid van een persoon aantast zonder echter een aantijging te vormen die precies genoeg is om vatbaar te zijn voor een rechtstreeks bewijs of tegenbewijs en dat derhalve de misdrijven laster en eerroof niet kan uitmaken.
Smaad als misdrijf bestaat in België slechts ten aanzien daden, bestaande uit woorden, gebaren of bedreigingen, (niet via geschrift) gesteld tegen ministers, leden van de wetgevende kamers, dragers van het openbare gezag of van de openbare macht op een openbare plaats gesteld met bijzonder opzet, de bedoeling om de persoon in kwestie schade toe te brengen door hem in zijn eer te krenken of belachelijk te maken en die het openbaar gezag moreel aantasten.
Het openbare gezag bestaat uit de personen die deel van het gezag uitoefenen door delegatie vanwege de overheid , zoals onder meer politieambtenaren, douaneambtenaren, boswachters, militairen, magistraten, notarissen, gerechtsdeurwaarder, maar ook ten aanzien van gezworenen, of getuigen naar aanleding van de uitoefening van hun functie, ministers, parlementsleden,...
Smaad kan bovendien gepleegd tegen de gestelde lichamen, zijnde de door de wet aangestelde overheden, besturen, instanties zoals de Koning, de senaat, de kamer, het grondwettelijk hof, een buitenlandse ambassade,...
Smaad tegen de gestelde lichamen wordt op dezelfde manier gestraft als smaad tegen de leden ervan.
|
|
Beledigingen ten overstaan van een rechtspersoon vallen eveneens onder toepassing van de strafwet.
De belediging door geschriften levert steeds een wanbedrijf op wanneer ze werd gepleegd binnen de openbaarheid in de zin van art. 444 Sw. (art. 448, lid 1 Sw.).
Ook al zouden de beweerde beledigingen (wanbedrijven) mogelijks gepaard gaan met mondelinge beledigingen, dan nog blijft de correctionele rechtbank in eerste aanleg bevoegd om kennis te nemen van de feiten. (Corr. Brugge (13e k.) 18 april 2001, A.J.T. 2001-02, 75; , Balans 2001 (weergave), afl. 439, 7; , R.W. 2002-03, afl. 14, 551, noot VANDEPLAS, A).
• Bergen (3e k.) 10 januari 2006, J.L.M.B. 2006, afl. 14, 604 .
Opdat er sprake is van smaad tegenover een ordehandhaver moet een uitdrukking een beledigend karakter hebben en moet zij worden gebruikt met de bewuste wil om te kwetsen. Het gebruik van het Bargoense woord "poulet" om de politieagenten aan te wijzen is op zich niet beledigend (art. 448 Sw.).
• Rb. Brussel 26 april 1992, J.T. 1992, 481, noot.
Het feit dat men via een technisch bewerken van andermans stem op een langspeelplaat, deze persoon laat zeggen dat hij een nazi is, vormt een belediging in de zin van art. 448 Sw.
Dergelijk feit maakt een persmisdrijf uit.
• Corr. Neufchâteau 13 mei 1993, J.L.M.B. 1993, 965 en http://jlmbi.larcier.be (11 oktober 2005).
Het feit dat een gemeenteraadslid een ambtenaar voor "gek" uitmaakt, is geen belediging in de zin van art. 448, lid 2 Sw. daar er geen kwaadwilligheid mee is gemoeid en derhalve de woorden "gek en gekheid" doorgaans worden gebruikt zonder te wijzen op een geestelijke stoornis of dementie doch veeleer in de zin van onredelijk of buitensporig.
Het is onontbeerlijk dat de vrijheid van spreken van de openbare gezagsdragers in de vergaderingen wordt gevrijwaard zonder dat daarom de aantijgingen aan het adres van derden mogen worden uitgesproken ten behoeve van een zuiver persoonlijk belang en zonder de verdedigde stelling of zaak te dienen.
• Hof van Beroep te Antwerpen, 12e Kamer 8 mei 2008, RW 2008-2009, 1148 met NOOT Smaad aan de minister lees deze noot met het paswoord van RW
De schuld van de beklaagde aan de hem ten laste gelegde feiten is niet bewezen na hernieuwd onderzoek door het Hof ter terechtzitting en aan de hand van de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan.
Daar het werpen met de taart weliswaar smadelijk is, dient tegelijk te worden vastgesteld dat enige beledigende houding van de beklaagde niet aangetoond is noch dat zijn gedraging door de betrokken minister als smadelijk werd ervaren; omtrent dit laatste ligt geen enkel gegeven voor, behoudens de loutere mededeling van het kabinet van de minister dat er geen eis tot schadevergoeding zal worden ingesteld met betrekking tot het besmeurde maatpak.
• Cassatie 27 november 2018 C. 17.0302.N onuitgeg, vermeld door Jelle Flo in Juristenkrant 380, pagina 3, Cassatie verbreekt vrijspraak advocaat R. voor smaad aan de procureur.
De smaad in deze zaak bestond uit de uitspraak: "Het moet gedaan zijn dat het openbare ministerie de woorden "niet correct" ten aanzien van mij in de mond als. Als [Mevrouw (C.) de procureur] dit blijft doen zal ik mijn toga uitdrekken en dan zal ik haar de huid volschelden zodat ze psychologisch niet meer boven water komt.
Na vervolging door het parket-genraal volgde een vrijspraak door het Hof van beroep op grond van de vrijheid van meningsuiting die zelfs grove denkbeelden beschermt tegen vervolging. Bovendien zou volgens het Hof van beroep het bestraffen van een advocaat in een pleidooi, de vrijheid van pleidooi miskennen, waarbij een advocaat het recht heeft om agressief en beledigend te pleiten, waarbij zulks enkel sanctioneerbaar is door het tuchtecht en niet door het strafrecht.
Op 27 november 2018 verbreekt het Hof van Cassatie dit arrest op grond van de overweging dat het hof niet zou geantwoord hebben op de argumentatie van het parket stellend dat art. 10 EVRM niet kan worden ingeroepen voor bedreiging onder voorwaarden.