Als bestuurder dient men in staat te zijn alle nodige rijbewegingen te kunnen uitvoeren.
Hiermee wordt bedoeld :
dat de bestuurder al zijn aandacht dient te besteden aan de openbare weg;
dat de bestuurder altijd voldoende vrijheid van beweging moet hebben;
dat de bestuurder altijd moet beschikken over de nodige ruimte om het stuur en de drijfinstrumenten te bedienen.
Eén en ander vloeit voort uit art. 8.3 alsmede art. 10.1.1/2/3 WVR.
Deze verplichtingen houden derhalve niet in dat het louter feit van het ongeval bewijst dat er een inbreuk is op de verplichting in staat te zijn alle rijbewegingen uit te voeren. Wel wordt van de bestuurder verwacht dat hij altijd oplettend is.
Wanneer een voertuig echter begint te slippen door een noodrembeweging, noodzakelijk omwille van veiligheidsredenen, kan geen inbreuk weerhouden worden op de bepalingen van art. 8.3, 10.1.1/2/3 WVR. Evenmin kan een dergelijke inbreuk weerhouden worden wanneer een bestuurder in een noodsituatie een uitwijkmanoeuvre diende te verrichten.
Wanneer een voertuig dus voor u plots begint te slippen waardoor u zelf dient op de rem te staan en hierdoor ook begint te slippen, kan deze slippartij van u geen inbreuk maken op het WVR. U draagt dan wel de bewijslast van de door u ingeroepen veiligheidsredenen of de noodzakelijkheid van uw uitwijkmanoeuvre.
Wanneer u geen dergelijke reden kan inroepen en u aan het slippen slaat op nat wegdek, begaat u een inbreuk op art. 8.3,2 WVR. U diende nl. in dit geval uw rijwijze aan te passen aan de weersomstandigheden en de omstandigheden van het wegdek.
Wanneer echter op nat wegdek een voertuig voor u aan het slippen slaat kan toch uw verantwoordelijkheid worden ingeroepen op grond van een inbreuk op art. 10.1.1°,2° en 3° WVR. U dient nl. te kunnen stoppen voor elke voorzienbare hindernis. Het feit dat het voorliggend voertuig remt en slipt op glad wegdek, maakt immers geen onvoorziene en onvermijdbare hindernis uit. Als vooruitziend chauffeur dient u te beseffen dat op nat wegdek een voorliggend voertuig bij een rembeweging zou kunnen slippen. Elk achterliggend voertuig dient op glad wegdek zijn snelheid aan te passen aan de plaatsgesteldheid en de weersomstandigheden en een voldoende veiligheidsafstand te laten. Dit betekent natuurlijk niet dat het voorliggend slippend voertuig niet evenzeer in de fout gaat. In dit geval zal er dus sprake zijn van een gedeelde verantwoordelijkheid.
Zie terzake Rb. Leuven, 3°K, 23.04.2004, Tijdschrift van de Politierechters, maart 2006, kolom 24 e.v.