De schorsing van de verjaring betekent dat de verjaring door bepaalde omstandigheden voor een bepaalde tijd wordt gestopt. De verjaringsteller loopt dus niet tijdens de schorsing. Na de schorsing loopt de verjaringstermijn gewoon verder voor de resterende termijn. Tijdens de schorsingstermijn is geen stuiting nodig om rechten te bewaren.
Bij een stuiting daarentegen wordt de verjaringsteller terug op nul gezet. Stuiting van de verjaringstermijn betekent dus dat de oorspronkelijke verjaringstermijn gestopt wordt en dat een nieuwe termijn begint te lopen die even lang is als de oorspronkelijke termijn.
De nieuwe verjaringstermijn begint bij een stuiting te lopen vanaf de dag die volgt op de handeling die de stuiting veroorzaakt.
Uitzondering op die regel is dat de verjaringstermijn in geval van stuiting door een dagvaarding pas opnieuw beginnen lopen vanaf er een definitieve beslissing is over de rechtszaak. De stuiting van de verjaring, door een dagvaarding voor het gerecht, blijft duren tot de uitspraak van een definitieve beslissing. De stuiting van de verjaring door dagvaarding betekent dus een soort schorsing van de verjaring voor de duur van de rechtszaak, met dien verstande dat de teller van de verjaring na afloop van het geding terug op 0 wordt gezet.
De dagvaarding voor het gerecht is immers de handeling waarmee een persoon een vordering instelt om het bestaan van een recht door het gerecht te doen erkennen. Het is bijgevolg niet onredelijk dat de stuiting van de verjaring volgens art. 2244, § 1 BW blijft duren totdat een beslissing definitief een einde maakt aan het geschil, terwijl de vordering tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing volgens art. 2262bis BW verjaart door verloop van tien jaar vanaf de uitspraak ervan.
Een gerechtelijke veroordelende uitspraak behelst bovendien een nieuwe titel met een nieuw recht tot uitvoering op basis waarvan recht werd gewezen. Dit is de zogenaamde actio iudicati die verjaart na 10 jaar, behoudens stuiting of schorsing.
Uittreksel uit het Burgerlijk wetboek:
AFDELING II. - OORZAKEN DIE DE LOOP VAN DE VERJARING SCHORSEN.
Art. 2251. De verjaring loopt tegen alle personen, behalve tegen hen voor wie de wet uitzondering maakt.
Art. 2252. De verjaring loopt niet tegen minderjarigen en onbekwaamverklaarden, behoudens hetgeen in artikel 2278 bepaald is, en met uitzondering van de andere bij de wet bepaalde gevallen.
Art. 2253. De verjaring loopt niet tussen echtgenoten.
Art. 2254. <W 14-07-1976, art. IV, 17>. De verjaring loopt tegen de echtgenoot aan wie het bestuur van zijn goederen is ontnomen, behoudens zijn verhaal op de andere echtgenoot of op de lasthebber, in geval van nalatigheid.
<NOTA : Bij wijze van overgangsmaatregel (zie art. IV, 47, § 2 W. 14 juli 1976) blijft de hierna volgende tekst van kracht in de voorziene gevallen : Ten aanzien van de goederen waarvan de man het beheer heeft, loopt de verjaring tegen de gehuwde vrouw, zelfs al is zij niet van goederen gescheiden bij huwelijkscontract of bij rechterlijk vonnis, behoudens haar verhaal op haar man.>
Art. 2255. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. IV, 18>.
<NOTA : Bij wijze van overgangsmaatregel (zie art. IV, 47, § 1 W.) blijft de hierna volgende tekst van kracht in de voorziene gevallen : De verjaring loopt echter niet, gedurende het huwelijk, met betrekking tot de vervreemding van een erf dat aan het dotaal stelsel onderworpen is, overeenkomstig artikel 1561, in de titel Huwelijkscontract en wederzijdse rechten van de echtgenoten.>
Art. 2256. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. IV, 18>.
<NOTA : Bij wijze van overgangsmaatregel (zie art. IV, 47, § 1 W.) blijft de hierna volgende tekst van kracht in de voorziene gevallen : De verjaring wordt eveneens geschorst gedurende het huwelijk :
1° Ingeval de rechtscvordering van de vrouw niet kan worden uitgeoefend dan na een keuze omtrent de aanvaarding of de afstand van de gemeenschap;
2° Ingeval de man die het eigen goed van de vrouw zonder haar toestemming verkocht heeft, de verkoop moet vrijwaren, en in alle andere gevallen waarin de vordering van de vrouw op de man zou terugkomen.>
Art. 2257. De verjaring loopt niet :
Ten aanzien van een schuldvordering die van een voorwaarde afhangt, zolang die voorwaarde niet vervuld is;
Ten aanzien van een vordering tot vrijwaring, zolang de uitwinning niet heeft plaatsgehad;
Ten aanzien van een schuldvordering die op een bepaalde dag vervalt, zolang die dag niet verschenen is.
Art. 2258. De verjaring loopt niet tegen de erfgenaam onder voorrecht van boedelbeschrijving, ten aanzien van zijn schuldvorderingen ten laste van de nalatenschap.
Zij loopt tegen een onbeheerde nalatenschap, hoewel er geen curator is aangesteld.
Art. 2259. Zij loopt eveneens gedurende de drie maanden die voor het opmaken van de boedelbeschrijving en de veertig dagen die voor het beraad zijn verleend.