Probleemstelling: ongeval met zwakke weggebruiker in Griekenland waar geen bescherming voor de zwakke weggebruiker bestaat:
Art. 29bis WAM-wet is van openbare orde (Cass. 17 mei 2000, T.Vred. 2000, 422). Het regelt in het algemeen belang en onder de in het artikel bepaalde voorwaarden de vergoeding van lichamelijke schade of schade uit overlijden ten gevolge van een verkeersongeval en moet in voorkomend geval door de rechter ambtshalve worden opgeworpen (Cass. 31 oktober 2013, T.Pol. 2014, 44).
Art. 21 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht schrijft voor dat de toepassing van een door de wet aangewezen bepaling uit het buitenlands recht (als specifieke bepaling primeert de Haagse Conventie op het Wetboek van Internationaal Privaatrecht) wordt geweigerd indien zij tot een resultaat zou leiden dat kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde (zie inzake art. 29bis WAM-wet in dat verband: J. Muyldermans, “Het Verkeersverdrag van ’s Gravenhage van 4 mei 1971: epistemologische beslommeringen, en zijdelings nogmaals de betrokkenheid van voertuigen”, VAV 2007, p. 20, nr. 6, i.h.b. p. 23, tweede kolom).
Bij de beoordeling van deze onverenigbaarheid wordt rekening gehouden met (1) de mate waarin het geval met de Belgische rechtsorde is verbonden en (2) de ernst van de gevolgen die de toepassing van dat buitenlandse recht zou meebrengen.
Wordt een bepaling van buitenlands recht wegens deze onverenigbaarheid niet toegepast, dan wordt een andere relevante bepaling van dat recht of, zo nodig, van het Belgische recht toegepast. In het voorliggende geval kan dat laatste alleen art. 29bis van de Belgische WAM-wet zijn.
De verbondenheid met de Belgische rechtsorde is te dezen duidelijk.