Artikel 16, § 2, derde lid wet voorlopige hechtenis bepaalt voor de misdrijven bestraft tot en met 15 jaar opsluiting er zowel moet worden gemotiveerd naar de volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid als naar minstens één van de voorwaarden van recidivegevaar, vluchtgevaar, gevaar getuigen te beïnvloeden of gevaar bewijzen te doen verdwijnen. Die bepaling is evenwel niet voorgeschreven op straffe van nietigheid of onregelmatigheid van het bevel tot aanhouding.
De sanctie van invrijheidstelling in geval van ontstentenis van die motiveringen, ingevoegd door de wet van 31 mei 2005, werd inmiddels afgeschaft door de wet van 21 november 2016 betreffende de rechten van personen die worden verhoord.
De onderzoeksgerechten die een bevel tot aanhouding op zijn wettigheid moeten toetsen zijn bevoegd om een onvolledige grond aan te vullen of een foutieve grond te verbeteren betreffende de feitelijke omstandigheden van de zaak en die welke eigen zijn aan de persoonlijkheid van de verdachte.
De beslissing tot aanhouding van de onderzoeksrechter wordt geformaliseerd in het bevel tot aanhouding. Tenzij anders bepaald is in de wetgeving, kan het bevel tot aanhouding dat is behept met een gebrek in de motivering, door een hogere rechtsinstantie worden hersteld, zoals dit mogelijk is bij andere beslissingen in het strafprocesrecht.