De vordering op grond van de onverschuldigde betaling, is gebaseerd op de bepalingen van art. 1235, 1236, 1376 tot 1381 BW.
De vordering uit onverschuldigde betaling is bijgevolg een vordering op grond van haar persoonlijk karakter en onderworpen aan de tienjarige verjaring conform de bepalingen van art. 2262bis BW.
Voor de inwilliging van een vordering op grond van de onverschuldigde betaling dienen er slechts twee voorwaarden voldaan te zijn, namelijk er dient een betaling gebeurd te zijn en deze moet onverschuldigd zijn.
Een betaling is onverschuldigd als ze voor degene, die de betaling doet, geen oorzaak heeft.
Dit zou het geval zijn ofwel wanneer er helemaal geen schuld bestaat (objectieve onverschuldigdheid) ofwel wanneer de schuld wordt betaald in handen van iemand die geen schuldeiser is (art. 1376 BW) of door iemand die geen schuldenaar is (art. 1377 BW), de zogenaamde subjectieve onverschuldigdheid.
Er is uiteraard geen sprake van een onverschuldigde betaling, indien de betaling haar rechtsgrond vindt in een overeenkomst of in een rechterlijke uitspraak of indien de betaling een welbepaalde specifieke oorzaak heeft.
In de rechtspraak wordt ook algemeen aangenomen dat er evenmin sprake is van een onverschuldigde betaling, als een verzekeraar, in de mening verkerende dat zijn verzekerde aansprakelijk is voor het schadegeval, de benadeelde vergoedt, terwijl nadien blijkt dat de vermeende benadeelde aansprakelijk is
De verzekeraar, die de benadeelde vergoedt omdat hij van oordeel is dat zijn verzekerde aansprakelijk is, kan, wanneer de strafrechter achteraf vaststelt dat de verzekerde niet aansprakelijk is, het betaalde enkel terugvorderen indien niet blijkt dat de partijen door die betaling hun rechten definitief hebben willen regelen, maar de verzekeraar enkel een precair voorschot heeft betaald.
Voor de bepalingen van de onverschuldigde betaling in het NBW klik hier www.elfri.be - Artikel - Onverschuldigde betaling