Het recht van verdediging houdt niet in dat de verdediging mag gevoerd worden tegen de regels van de vertrouwelijkheid van de briefwisseling en de beslissing van de stafhouder dienaangaande.
- deontologische reglementen die bindend zijn voor advocaten zijn verbindend zijn voor alle advocaten en partijen en hebben kracht van wet.
- bij betwisting tussen advocaten is enkel de stafhouder op grond van de hem gegeven bevoegd te oordelen over de toepassing van het reglement;
- de stafhouder heeft de rechtsmacht te beslissen over het vertrouwelijk karakter van een brief.
- de rechter kan en mag niet oordelen over de al dan niet vertrouwelijke aard van de briefwisseling tussen advocaten, zulks zou elke beslissende bindende stafhoudertussenkomst over de vertrouwelijkheid van de briefwisseling uithollen als er van die briefwisseling in rechte gebruik wordt gemaakt;
- de gewone rechter kan(enkel) toezien op de naleving van het reglement;
- de rechter zich moet gedragen naar het oordeel van de stafhouder dat wettig is uitgebracht.
Overeenkomstig artikel 6, 1. EVRM heeft eenieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij de wet is ingesteld.
Het recht op een eerlijk proces omvat onder meer het recht van verdediging en impliceert onder meer dat de bewijslevering niet op onredelijke wijze mag worden belemmerd.
Het recht van verdediging impliceert ook het recht op bijstand van een advocaat hetgeen de vertrouwelijkheid van de briefwisseling met zich brengt.
Hieruit volgt dat het recht op bewijslevering kan worden beperkt door de vertrouwelijkheid van bepaalde briefwisseling.
De beroepsrechter schendt aldus het recht van verdediging niet wanneer hij de beperking ingevolge de vertrouwelijkheid van sommige briefwisseling in aanmerking te neemt.