Krachtens artikel 81bis, § 1, eerste en tweede lid BTW-Wetboek zoals het van toepassing was op de feiten, verjaart de vordering tot voldoening van de belasting, van de interesten en van de administratieve geldboeten na het verstrijken van het derde kalenderjaar of, in geval van overtreding van de artikelen 70 en 71 die gepleegd is met het bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, na het verstrijken van het vijfde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid van die belasting, interesten en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan.
Artikel 81bis, § 1, derde lid, 3° BTW-Wetboek in dezelfde versie bepaalt dat, in afwijking van het eerste en tweede lid, de bedoelde verjaring er bovendien is na het verstrijken van het zevende kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid zich heeft voorgedaan, wanneer bewijskrachtige gegevens, waarvan de administratie kennis heeft gekregen, aantonen dat belastbare handelingen niet werden aangegeven in België of dat er belastingaftrekken werden toegepast met overtreding van de wettelijke en verordeningsbepalingen die daarop van toepassing zijn.
Die bepaling veronderstelt dat de administratie van de aldaar bedoelde bewijskrachtige gegevens kennis gekregen heeft binnen de verjaringstermijn van drie of van vijf jaar die verlengd wordt als dergelijke gegevens worden ontdekt.
Zij sluit daarentegen niet uit dat die gegevens bijkomend onderzoek vereisen met het oog op de vaststelling van de belastbare handelingen of van de onrechtmatige aftrekken die ten gevolge van die gegevens aan het licht komen.