Artikel Xl.165, § 1 van het Wetboek Economisch Recht) bepaalt dat alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om het op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren. Lid 4 van deze bepaling geeft aan de auteur van een werk van letterkunde of kunst het exclusieve recht om het werk volgens ongeacht welk procedé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, aan het publiek mede te delen.
Volgens artikel Xl.215, § 1, b van het Wetboek Economisch Recht heeft alleen de omroeporganisatie het recht de reproductie van haar uitzendingen door welk procedé ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk daaronder begrepen de distributie van vastleggingen van haar uitzendingen toe te staan.
Dit is een omzetting van de Richtlijn Auteursrecht" waarvan artikel 2, e) de lidstaten oplegt ten behoeve van de omroeporganisaties te voorzien in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.
Uit deze bepaling volgt dat de Omroepen naburige rechten op al hun uitzendingen kunnen laten gelden, ongeacht of zij er als auteur dan wel producent van kunnen worden beschouwd.
Het Hof van Cassatie heeft als regel onderkend dat degene die de kopie neemt of laat nemen, hetzij over de toestemming van de rechthebbende moet beschikken, hetzij moet voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zich te beroepen op een der uitzonderingen op het exclusief reproductierecht. Het leidt daaruit af dat de kopieerder, in de zin van de Auteurswet, degene blijft die de kopie materieel vervaardigt, dan wel daartoe opdracht geeft.
Het onderscheid moet worden gemaakt tussen de 'fysieke' en 'logische' kopie van de gemaakte opnames.
Dit onderscheid betreft een loutere technische benadering in functie van een efficiënt gebruik van opslagcapaciteit. Er bestaat dus weliswaar één 'fysieke' kopie (bestaande uit talrijke korte segmenten), die echter juridisch niet als één kopie kan worden beschouwd, die zou worden gebruikt voor streaming naar de gebruiker. De gegevens van de gebruiker alsook de opdrachtgegevens die de opvang van de opnameopdracht van deze laatste omvatten, zijn noodzakelijk opdat hij toegang zou hebben tot de segmenten om aldus na decryptie over bruikbaare gegevens te beschikken.
Het maakt niet uit of een kluis zich fysiek in de kantoren van een bankfiliaal bevindt: de kasbons of juwelen die zich erin bevinden, zijn nog steeds eigendom van de houder van de sleutel en code. Dit bij wijze van analogie.
De uniciteit van de gebruikersgegevens en diens opdrachtgegevens, alsook het feit dat deze - en dus de functionaliteit eraan verbonden - verdwijnen nadat de gebruiker opdracht geeft tot wissen van een opname of wanneer de contractueel voorziene bewaartijd van een opname verstreken is, leidt ertoe dat er wel degelijk over een eigen opname per gebruiker kan worden gesproken.
Artikel Xl.190, 9° van het Wetboek Economisch Recht) bepaalt dat wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, de auteur zich niet kan verzetten tegen de reproductie op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager, van werken die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is.
Artikel Xl.217, 7° van het Wetboek Economisch Recht stelt dan het exclusieve recht van de omroeporganisaties niet geldt wat betreft de kosteloze privé-uitvoering in familiekring.
Deze bepalingen komen overeen met artikel 5, 2. b) van de Richtlijn Auteursrecht, dat de lidstaten beperkingen of restricties stellen op het reproductierecht te stellen ten aanzien van de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal.
De uitzondering wat betreft de kopie voor privégebruik omschreven in artikel 5, 2., b) van de Richtlijn Auteursrecht moet zo worden uitgelegd dat ze niet van toepassing is op kopieën voor privégebruik die zijn vervaardigd uit een ongeoorloofde bron.