Artikel 19, eerste lid van de uitzendarbeidswet bepaalt:
“Gedurende de periode waarin de uitzendkracht bij deze gebruiker werkt staat deze in voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid welke gelden op de plaats van het werk.”
Artikel 19, tweede lid van dezelfde wet bepaalt:
“Voor de toepassing van het eerste lid, worden de bepalingen die betrekking hebben op de bestrijding van discriminatie, de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de arbeidsduur, de feestdagen, de zondagsrust, de vrouwenarbeid (...), beschouwd als bepalingen die gelden op de plaats van het werk.”
De draagwijdte van artikel 19 van de uitzendarbeidswet is dat de uitzendkracht zijn werk onder dezelfde regeling als de vaste werknemers van de gebruiker uitvoert, wat betreft het wekelijkse uurrooster, overuren, overloon of inhaalrust, zondags- en nachtarbeid.
Voorgaande vaststelling staat er evenwel niet aan in de weg dat artikel 19 van de uitzendarbeidswet enkel kan toegepast worden in zoverre de uitzendkracht niet wordt uitgesloten van de desbetreffende reglementeringen.
Bijgevolg moet eerst nagegaan worden of de uitzendkracht kan worden ondergebracht onder het toepassingsgebied van de wetgeving betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen.
Artikel 1 van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen bepaalt dat deze wet van toepassing op de werkgevers en de werknemers, aangewezen bij een in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, betreffende de invoering van nieuwe regelingen inzake organisatie van de arbeidstijd in de ondernemingen, ten einde de uitbreiding of de aanpassing van de bedrijfstijd in de onderneming mogelijk te maken en de werkgelegenheid te bevorderen, volgens de voorwaarden en de nadere regelen bepaald, bij dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst.
Het betreft in deze de cao nr. 42 van 2 juni 1987 betreffende de invoering van nieuwe regelingen in de ondernemingen en het gaat om werkgevers en werknemers die vallen onder toepassing van de zondagsrust- en arbeidsduurbepalingen van de arbeidswet.
In artikel 5 van voormelde cao worden de voorwaarden vooropgesteld waaronder van (onder meer) de wettelijke arbeidsduurbepalingen kan worden afgeweken:
Artikel 5, a) bepaalt:
“De bij de invoering van de nieuwe arbeidsregelingen betrokken werknemers moeten zijn tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, Zij mogen evenwel worden tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk in de bedrijfstakken, de ondernemingen en voor de categorieën van werknemers waarvoor deze vorm van arbeidsovereenkomst strookt met het gebruik.” (eigen benadrukking).
Uit het voorgaande volgt dat de nieuwe arbeidsregelingen slechts kunnen toegepast worden op werknemers die aangeworven zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, terwijl de werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk in de nieuwe arbeidsregeling zullen kunnen worden tewerkgesteld als deze overeenkomsten in de onderneming en voor die categorie van werknemers gebruikelijk zijn.
Een arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid wordt gesloten hetzij voor een bepaalde tijd, hetzij voor een duidelijk omschreven werk, hetzij ter vervanging van een vaste werknemer (art. 2 uitzendarbeidswet).
Bij de totstandkoming van de uitzendarbeidswet werd er uitdrukkelijk op gewezen dat geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden gesloten voor het verrichten van uitzendarbeid (Verslag, Parl.St. Kamer 1986-87, nr. 762/4, 10; NAR Advies, nr. 676, 27 februari 1981, 7).
Uitzendovereenkomsten die vaak overeenkomsten van bepaalde duur zijn, worden eveneens uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn nr. 1999/70/EG inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en van de wet van 5 juni 2002 betreffende de non-discriminatie ten voordele van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omwille van de specificiteit van de uitzendarbeid (L. Eliaerts, Terbeschikkingstelling van werknemers en uitzendarbeid, APR, 2014, Kluwer, p. 130; HvJ 11 april 2013, C-290/12, Della Rocca, r.o. 40-42).
Vermits artikel 5, a) van voormelde cao nr. 42 het toepassingsgebied van de nieuwe arbeidsregelingen beperkt tot werknemers die zijn tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur (en mits versoepeling tot een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur als die overeenkomst gebruikelijk is) en de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid hieraan niet beantwoorden, kan de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen en a fortiori de bedrijfs-cao van Q. Belgium, gesloten in het kader van voormelde wet van 17 maart 1987, niet van toepassing worden verklaard op de heer H. die als uitzendkracht werd tewerkgesteld bij Q. Belgium.
Voegt zich daar nog bij dat uit de door de heer H. neergelegde arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid tussen hem en de NV T-G. blijkt dat de nieuwe arbeidsregeling niet wordt vermeld. Nochtans legt artikel 9 van de uitzendarbeidswet op dat de arbeidstijdregeling in de overeenkomst voor uitzendarbeid moet worden opgenomen.
Krachtens artikel 3 van de cao van 10 mei 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of diensten leveren, betreffende de type arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid, sociale documenten en definitieve afrekening van de beloning (algemeen verbindend verklaard bij KB van 28 september 2005 (BS 4 november 2005)) moet de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid gesloten tussen het uitzendbureau en de uitzendkracht en de overeenkomst gesloten tussen het uitzendbureau en de gebruiker onder meer de wekelijkse arbeidsduur en de gemiddelde arbeidsduur per week op jaarbasis vermelden.