Op handelaars rust de verplichting binnen een korte tijd te protesteren, wanneer tot hen een bevestiging wordt gericht (bijvoorbeeld een factuur) die een verbintenis voor hen inhoudt die zij onjuist beoordelen. Die verplichting is het gevolg van de positieve betekenis, in de zin van stilzwijgende aanvaarding van de inhoud van de bevestiging, die ten aanzien van handelaars wordt gehecht aan het stilzwijgen bij de ontvangst van documenten, briefwisseling en dergelijke.
Het protest van een handelaar dat 1 jaar op zich laat wachten, is laattijdig.
Bij gebrek aan bewijs van een tijdig protest, moet aangenomen worden dat de bevestiging die de desbetreffende factuur impliceert, een getrouwe weergave is van de werkelijkheid.
De niet-geprotesteerde factuur levert tegen de klant-handelaar een volledig bewijs op van de overeenkomst zoals op de factuur vermeld (art. 25, lid 2 Kooph).
Van rechtsverwerking is sprake wanneer iemand door toedoen van zijn eigen gedragingen een recht geheel of gedeeltelijk verliest omdat het verder uitoefenen ervan strijdig is met de voorheen door de betrokkene aangenomen houding.
Rechtsverwerking valt samen met rechtsmisbruik. Aan de titularis van een recht die een gedrag heeft aangenomen dat objectief onverenigbaar is met de uitoefening van dit recht en aldus het rechtmatig vertrouwen heeft gewekt dit recht niet meer te zullen uitoefenen, kan de uitoefening van het bewuste recht slechts worden ontzegd indien deze uitoefening kennelijk de grenzen van een normale uitoefening door een voorzichtig persoon te buiten gaat.
Degene die bij de totstandkoming van een overeenkomst als lasthebber is opgetreden, wordt geen partij bij die overeenkomst. Hij blijft derde ten aanzien van die overeenkomst, zodat daaruit voor hem rechten noch plichten kunnen voortvloeien (art. 1165 B. W).
Wanneer een partij zich ten aanzien van de wederpartij sterk heeft gemaakt dat een derde een bepaalde verbintenis zal nakomen, wordt deze derde, wanneer hij die verbintenis bekrachtigt en derhalve voor zijn rekening neemt, immers geacht tot de verbintenis gehouden te zijn sedert het tijdstip van de sterkmaking.