Bij de regeling van het taalgebruik in gerechtszaken dient de wetgever de individuele vrijheid van de rechtzoekende om zich van de taal van zijn keuze te bedienen te verzoenen met de goede werking van de rechtsbedeling.
Bovendien dient de wetgever daarbij rekening te houden met de taalverscheidenheid die is verankerd in art. 4 van de Grondwet, dat vier taalgebieden vastlegt, waarvan er één tweetalig is. Hij vermag dan ook de individuele vrijheid van de rechtzoekende ondergeschikt te maken aan de goede werking van de rechtsbedeling.
Dat neemt niet weg dat, wanneer de wetgever, ter uitvoering van art. 30 van de Grondwet, het gebruik van de talen regelt voor gerechtszaken, hij hierbij het in art. 10 en 11 van de Grondwet gewaarborgde beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie dient te eerbiedigen.
Indien art. 4, § 1, tweede lid van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken in die zin moet worden geïnterpreteerd dat, wanneer de verweerder een rechtspersoon is, de taal van het gedinginleidende exploot wordt bepaald op grond van zijn maatschappelijke zetel, zelfs in de geschillen met betrekking tot een arbeidsongeval, terwijl het slachtoffer van het arbeidsongeval die taal noch in zijn betrekkingen met de werkgever die de arbeidsongevallenverzekeraar heeft gekozen, noch in zijn betrekkingen met die arbeidsongevallenverzekeraar heeft gebruikt, brengt het, ten nadele van de werknemers die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval en die hun prestaties in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad verrichten, een verschil in behandeling teweeg dat niet redelijk is verantwoord.
Wanneer de arbeidsongevallenverzekeraar door de werkgever wordt gekozen en, indien die werkgever in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woonachtig is, het Frans of het Nederlands moet kunnen gebruiken met de sociaal verzekerden, zoals bij art. 41, § 1, 42 en 46, § 1 van de voormelde gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 wordt vereist, is het immers niet verantwoord dat het proces waarin een werknemer die het slachtoffer is van een arbeidsongeval en een arbeidsongevallenverzekeraar tegenover elkaar staan die, overeenkomstig hun wettelijke verplichtingen, het Frans of het Nederlands hebben gebruikt in hun sociale betrekkingen – ook in de geschillenfase van die betrekkingen –, in de andere taal dient plaats te vinden, waarbij de maatschappelijke zetel van de arbeidsongevallenverzekeraar als lokalisatiecriterium wordt genomen.
Die verplichting om die rechtspleging in een andere taal te voeren dan die van de aangeknoopte betrekkingen is niet in overeenstemming met het recht van verdediging van de verzekerde, die zich zal moeten verantwoorden in een taal die niet de zijne is, noch met de goede werking van het gerecht, aangezien de rechters de zaak in een andere taal zullen moeten behandelen dan die van de stukken die hun worden voorgelegd, en zij riskeert kosten en onnodige traagheid met zich mee te brengen, aangezien zij het noodzakelijk kan maken dat een beroep wordt gedaan op beëdigde vertalers en tolken, zoals de artikelen 8 en 30 van de in het geding zijnde wet bepalen.