Art. 1244, tweede lid oud BW (art. 5.201 (nieuw) BW) geeft de rechter de bevoegd om aan de schuldenaar respijttermijnen toe te staan. Deze bevoegdheid is gebaseerd op de idee dat de rechter in uitzonderlijke omstandigheden de billijkheid als een corrigerend element mag gebruiken in een individuele situatie. De rechter moet deze bevoegdheid met grote omzichtigheid gebruiken, mag slechts een gematigd uitstel toestaan en moet de concrete toestand van beide partijen in rekening brengen.
In een alhier besproken vonnis oordeelde de Vrederechter: "Het afbetalingsvoorstel van verweerster resulteert in een afbetalingstermijn van bijna acht jaar, enkel wat de hoofdsom aan huurachterstal betreft, wat geen gematigd uitstel van betaling inhoudt. Een gematigd uitstel van betaling impliceert in de gegeven omstandigheden dat verweerder afbetaalt met 200 euro per maand. Op de vraag van verweerder om het verschuldigde te mogen afbetalen in maandelijkse schijven, kan worden ingegaan (...)."
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.201. Respijttermijn
De rechter kan, niettegenstaande ieder andersluidend beding, met inachtneming van de toestand van de partijen, gebruik makend van deze bevoegdheid met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten, gematigd uitstel verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen, ook wanneer de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis.”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek).
Art. 5.201 (nieuw) BW herneemt de bewoording van artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek, met betrekking tot de respijttermijn. Die kan slechts worden toegekend indien de schuldenaar ongelukkig en te goeder trouw is.
Aangezien deze bepaling voorkomt in het algemeen regime van de verbintenis, lijdt het voortaan geen twijfel meer dat de respijttermijn ook ten goede kan komen aan schuldenaars van niet-contractuele verbintenissen. Dat was reeds de opvatting die, ondanks een arrest van het Hof van Cassatie (Cass. 13 september 1977, Pas. 1978, I, p. 41, noot F.D.), overheerste in de rechtsleer.
Het artikel 5 201 doet geen afbreuk aan bepaalde bijzondere regimes waarvoor de wetgever het toekennen van respijttermijnen verbiedt (schulden uit hoofde van onderhoudsuitkeringen, wisselbrieven, fiscale schulden...).
Uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek
Art. 1244. <W 10-10-1967, art. 102> De schuldenaar kan de schuldeiser niet verplichten betaling te ontvangen van een gedeelte van een schuld, al is die schuld ook deelbaar.
Maar de rechter kan, niettegenstaande ieder andersluidend beding, met inachtneming van de toestand der partijen, gebruik makend van deze bevoegdheid met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten, gematigd uitstel verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen, ook wanneer de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis.
Opmerking:
Deze grote omzichtigheid brengt ook met zich mee dat geen uitstel kan verleend worden aan een partij die zichzelf reeds uitstel heeft verleend en die voorafgaand aan het geding geen afbetalingen heeft gedaan (Hof van Beroep te Brussel, 4 maart 2019, 583).