Partijen die onderhandelen, hebben een informatieplicht. De precontractuele informatieplicht vindt haar grondslag in artt. 1382-1383 BW, zodat er sprake moet zijn van een fout, schade en een oorzakelijk verband tussen beide (zie ook: Cass. 10 december 1981, Arr.Cass. 1981-82, 502). De tekortkoming aan die informatieplicht is een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm indien een normaal voorzichtige en redelijke wederpartij, geplaatst in dezelfde externe omstandigheden, de beoogde informatie had verstrekt (zie ook: A. De Boeck, Informatierechten en -plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2000, p. 199, nrs. 456 e.v.).
Het meedelen van onnauwkeurige of misleidende informatie is foutief zodra een zorgvuldige wederpartij van dezelfde categorie (beroep), geplaatst in dezelfde omstandigheden, juiste informatie zou hebben verstrekt of minstens een voorbehoud zou hebben geformuleerd over de juistheid ervan (zie ook: A. De Boeck, Informatierechten en -plichten bij de totstandkoming en uitvoering van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2000, p. 201, nr. 460).
De koper heeft ook een verplichting om zelf informatie in te winnen (zie ook: Gent 23 februari 2011, TGR-TWVR 2011, 279). De partijen moeten alle informatie geven die zij geacht mogen worden te bezitten krachtens een bijzondere aan de wederpartij bekende hoedanigheid (bv. professionele deskundigheid) en waarvan zij weten of horen te weten dat de andere partij ze nodig heeft om haar contractpositie juist in te schatten (zie ook: Brussel (7e k.) 10 november 2000, JT 2002, 92 (samenvatting); W. van Gerven en A. Van Oevelen, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 153).