Processtukken kunnen op velerlei manieren worden neergelegd ter griffie. Derhalve (zo oordeelt het Gentse Hof) kan een procespartij zich bezwaarlijk op overmacht beroepen wanneer het verzoekschrift niet tijdig ter griffie is aangekomen ingevolge een vertraagde postbedeling.
Let wel in een arrest van de Raad van State van 24 februari 2021, RW 2020-2021, 1667, werd een probleem bij de postbedeling wel als overmacht aanvaard.
zie ook: www.elfri.be - Artikel - Overmacht de bepaling in het NBW (klik hier)
Bij de memorie van toelichting tot invoering van boek 5 NBW werd gesteld:
Overmacht wordt in de rechtspraak omschreven als een “onoverkomelijk beletsel voor de nakoming van de verbintenis” (Cass. 9 december 1976, Pas. 1977, I, 408 en Arr.Cass. 1977, 404). Naar de klassieke opvattingen is er sprake van overmacht wanneer het gaat om een externe en onvoorzienbare omstandigheid (dus vreemd aan de debiteur) die de nakoming van de verbintenis volstrekt onmogelijk maakt (en dus niet louter bemoeilijkt) en de schuldenaar ter zake niets te verwijten valt (bv. omdat de schuldenaar op die omstandigheden geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen).
Het oude BW huldigt dus de leer van de “ontoerekenbare onmogelijkheid” die twee voorwaarden vooropstelt voor overmacht:
1. de onmogelijkheid van nakoming door de schuldenaar van de prestatie en
2. de ontoerekenbaarheid aan de schuldenaar van de niet-nakoming
Onder de gelding van het oude BW werd aanvaard dat de onmogelijkheid op redelijke en menselijke wijze moet worden beoordeeld
Voor de beoordeling van de ontoerekenbaarheid vormen het extern, onvoorzienbaar en onvermijdbaar karakter van het beletsel voor de schuldenaar elementen die het mogelijk maken om het bestaan van een niet-toerekenbare onmogelijkheid van nakoming vast te stellen
Deze beoordelingselementen zijn als zodanig geen voorwaarden. Een orkaan kan bijvoorbeeld in sommige gevallen enkele dagen van tevoren worden voorspeld. Alhoewel die gebeurtenis dan voorzienbaar is, blijft de eruit voortvloeiende niet-nakoming nochtans ontoerekenbaar aan de schuldenaar als deze laatste in de onmogelijkheid verkeert zijn contract na te komen zonder dat hem een fout kan worden verweten. Op dezelfde wijze zijn een staking van de werknemers van een schuldenaar of een hartstilstand van de schuldenaar strikt genomen geen voorvallen die aan hem extern zijn.
Toch zal de niet-nakoming die eruit voortvloeit niet aan hem worden toegerekend wanneer hem geen enkele fout kan worden verweten. Ten slotte is overmacht niet bevrijdend wanneer de schuldenaar deze omstandigheid (bv. in een contract) voor zijn rekening heeft genomen of nog wanneer hij voordien reeds in gebreke was gesteld.
Een innovatie in het NBW is de verplichting voor de schuldenaar, die met een overmachtssituatie wordt geconfronteerd, om binnen een redelijke termijn de schuldeiser hiervan te verwittigen zodat deze de nodige schikkingen kan treffen. In de contractuele verhouding vindt deze verplichting steun op de samenwerkingsplicht tussen partijen gebaseerd op het beginsel van de uitvoering te goeder trouw.