De algemene regels betreffende de huur van onroerende goederen zijn eveneens van toepassing op de huur van roerende goederen – zoals bepaald in art. 1713 B.W. – voor zover zij met de aard van deze goederen niet in strijd zijn.
In beginsel moet ook rekening worden gehouden met de bedingen van de door partijen onderschreven overeenkomst, omdat overeenkomsten de partijen, behoudens de uitzonderingen, tot wet strekken.
Een beding in een huurcontract dat erop neerkomt dat de verhuurder altijd gelijk heeft en dat de huurder geen rechten, laat staan iets te zeggen heeft van zodra de verhuurder meent schade te zien, zelfs na de vaststelling van de toestand van het voertuig is niet ernstig.
Het spreekt vanzelf dat dergelijke bedingen geen toepassing kunnen vinden en de partijen niet tot wet strekken, omdat zij een kennelijk onevenwicht creëren tussen de contractpartijen (art. 31 Wet Handelspraktijken [thans vervangen door bepalingen in het WER]).
Evenzeer onevenwichtig is het beding dat de kosten van een gerechtelijk deskundigenonderzoek in alle omstandigheden ten laste van de huurder legt, zelfs indien de verhuurder in het ongelijk wordt gesteld. Het komt gepast voor de zonet geciteerde litigieuze bedingen nietig te verklaren wegens strijdigheid met art. 31 en art. 32, 1o en 18o en 19o, van de wet op de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, zodat ook een dergelijk beding geen toepassing kan vinden.
De verhuurder is slechts gerechtigd de door de huurder verschafte huurwaarborg te behouden, indien door haar wordt aangetoond dat het gehuurde goed schade vertoonde die effectief toe te schrijven was aan de huurder. Immers, de huurder is krachtens art. 1732 B.W. aansprakelijk voor de beschadigingen of verliezen die gedurende zijn huurtijd zijn ontstaan, tenzij hij bewijst dat die buiten zijn schuld hebben plaatsgehad. In de eerste plaats is het echter aan de verhuurder om het bestaan van huurschade te bewijzen.
Uiteindelijk hebben we dus te maken met een bewijsprobleem. Bij gebreke van bewijs bestaat het risico dat de juridische conclusie verschilt van de feitelijke waarheid.