Wanneer de principaal de handelsagentuurovereenkomst beëindigt zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn op grond van ernstige tekortkomingen die hem sedert meer dan zeven werkdagen bekend zijn, is hij gehouden de handelsagent een opzeggingsvergoeding te betalen.
Inmiddels is de wet op de handelsagentuur opgeheven en zijn de bepalingen inzake handelsagentuur opgenomen in het WER (wetboek van economisch recht).
Artikel 19, eerste lid, van de wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst, hierna "Handelsagentuurwet" genoemd, bepaalt dat elke partij, onverminderd alle schadeloosstellingen, de overeenkomst zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn kan beëindigen, wanneer uitzonderlijke omstandigheden elke professionele samenwerking tussen de principaal en de handelsagent definitief onmogelijk maken of wanneer de andere partij ernstig tekort komt in haar verplichtingen.
Het tweede lid van het voormelde artikel bepaalt dat de overeenkomst niet meer kan worden beëindigd zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn, wanneer het feit ter rechtvaardiging hiervan sedert ten minste zeven werkdagen bekend is aan de partij die er zich op beroept.
Krachtens artikel 18, §3, Handelsagentuurwet is de partij die de overeenkomst beëindigt zonder een van de in artikel 19, eerste lid, vermelde reden op te geven of zonder de in artikel 18, §1, tweede lid, vastgestelde opzeggingstermijn in acht te nemen, gehouden de andere partij een opzeggingsvergoeding te betalen die gelijk is aan de vergoeding die gebruikelijk is en overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij het resterende deel van die termijn.
Uit de voormelde wettelijke bepalingen volgt dat wanneer de principaal de overeenkomst beëindigt zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn op grond van ernstige tekortkomingen die hem sedert meer dan zeven werkdagen bekend zijn, hij gehouden is de handelsagent een opzeggingsvergoeding te betalen.
Het feit dat aanleiding geeft tot beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn van de handelsagentuurovereenkomst overeenkomstig artikel 19, tweede lid, Handelsagentuurwet, is aan de principaal bekend wanneer deze omtrent het bestaan van het feit en de omstandigheden die daarvan een reden tot beëindiging zonder opzegging kunnen maken, voldoende zekerheid heeft om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen, inzonderheid voor zijn eigen overtuiging en tevens tegenover de andere partij en het gerecht.
Dit is ook het geval wanneer de ernstige tekortkomingen die de beëindiging zonder opzegging rechtvaardigen voortduren tussen het ogenblik dat zij bekend zijn aan de principaal in voormelde zin en de beëindiging van de overeenkomst
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht