Artikel 67 §1 van de arbeidsovereenkomstenwet bepaalt :
De arbeidsovereenkomst kan een beding van proeftijd bevatten. Op straffe van nietigheid moet dat beding voor iedere bediende afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de bediende in dienst treedt.
De verwijzing naar de indiensttreding houdt in dat het uitoefenen van een zelfde functie voor de werkgever maar kan gelden als bezwaar voor een proefbeding, wanneer het gaat over een indiensttreding bij dezelfde werkgever.
Bij uitzendarbeid wordt weliswaar een deel van het werkgeversgezag uitgeoefend door de gebruiker, maar het werkgeverschap komt toe aan het uitzendbureau, daar de arbeidsovereenkomst tussen uitzendkracht en uitzendbureau wordt afgesloten.
Ongeacht de complementariteit vanuit het oogpunt van de uit te oefenen werkzaamheid, vormen een uitzendbureau en de gebruiker niet dezelfde economische exploitatie-eenheid, omdat uitzendarbeid essentieel gericht is op een tijdelijke tewerkstelling; in deze zaak was de duur van de uitzendarbeid bovendien korter dan de toegelaten duur van een proefperiode, zodat hier op geen enkele wijze kan worden voorgehouden dat de finaliteit van een proefbeding in het gedrang zou zijn gebracht.
Hieruit volgt dat, wanneer de gebruiker bij een regelmatige uitzendovereenkomst nadien dezelfde arbeidskracht zelfstandig aanwerft, dit een andere indiensttreding betreft, zodat er een beding van proeftijd in de nieuwe arbeidsovereenkomst kan worden opgenomen mits dit voldoet aan de voorwaarden van artikel 67.
Rechtspraak en rechtsleer aanvaarden de geldigheid van een dergelijk proefbeding in de regel omdat het uitzendbureau en de nadien aanwervende werkgever verschillende entiteiten zijn. Hiervan kan afgestapt worden wanneer de interim-arbeid oneigenlijk gebruikt wordt; immers artikel 21 van de wet van 24 juli 1987 bepaalt dat tijdelijke arbeid maar toegelaten is binnen de termen van artikel 1 van deze wet en dat anders ingevolge artikel 20 van de wet de gebruiker en de interim-kracht beschouwd worden als verbonden door een arbeidsovereenkomst.
Volgens artikel 1 van de wet van 24 juli 1987 is tijdelijke arbeid maar mogelijk wanneer het gaat om de vervanging van een vaste werknemer of over arbeid, die beantwoordt aan een tijdelijke vermeerdering van werk die zorgt voor de uitvoering van uitzonderlijk werk.