Statuten van bepaalde vennootschappen kunnen bepalen dat de algemene vergadering van rechtswege vergadert zonder voorafgaande bijeenroeping. In dit geval wordt dan afgeweken van 3 83 W.V en. middels een afwijkende statutaire regeling (hetgeen mogelijk is voor een CVBA,), in die zin dat geen aangetekende schriftelijke uitnodiging vereist is, dient opgemerkt dat verweerster alleszins de bewijslast heeft van het gegeven dat zij de oproepingsformaliteiten heeft vervuld.
De wet zegt nergens dat de vennootschap de ontvangst moet bewijzen. De wet bepaalt alleen dat de vennootschap de oproeping moet doen.
Daaruit mag men inderdaad afleiden dat het de vennootschap is die moet bewijzen de oproeping te hebben gedaan met gebruikmaking van de door de wet voorgeschreven middelen, zoals bijv. een aangetekende brief (zie o.a.: N. COOREMAN en H. DE WULF, "Nietigheid van beslissingen van een algemene vergadering: perikelen rond het bewijs van de aanvang van de oproepingstermijn voor de vergadering", noot onder Brussel 5 mei 2010, TBH 2012, (48), 57).
Dat er in het verleden steeds zonder oproeping zou zijn vergaderd doet geen afbreuk aan de principiële oproepingsplicht vanwege verweerster.
Dat in een kleine dorpsgemeenschap dit soort "evenementen" wordt verspreid door het openbaar gerucht, dat de ruime opkomst bewijst dat iedereen opgeroepen werd en dat de vergadering plaatsvond in een gebouw dat paalt aan het bedrijfsgebouw van de niet-opgeroepen partij maken geen gewichtige vermoedens uit die de gevolgtrekking inzake het tegendeel zouden wettigen.
Een onbestaande of gebrekkige oproeping is een vormelijke onregelmatigheid in de zin van artikel 64, 1 ° W.Venn.
Dergelijke onregelmatigheid is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde om de nietigheidsvordering te doen slagen, aangezien geen bedrieglijk opzet aangetoond wordt.
Vandaar is bijkomend vereist dat de begane onregelmatigheid het gewraakte besluit heeft kunnen beïnvloeden.
Hoewel de vereiste van beïnvloeding van het gewraakte besluit (waarvan de nietigheid wordt beoogd) niet louter mathematisch - in termen van stemrechten - kan gezien worden, kan de rechtbank niet buitende vaststelling dat:
- de naderhand op dit specifieke punt opnieuw gehouden algemene vergadering (ter bekrachtiging van de eerder genomen beslissing en ter eventuele vervanging hiervan) met overgrote meerderheid heeft gestemd voor de verkoop van het litigieuze onroerend goed (hierbij wenst de rechtbank volledigheidshalve aan te halen dat het gegeven dat het "regularisatiebesluit" haar doel mist - zie supra - niet belet dat het bestaan van deze beslissing als feitelijk gegeven in overweging kan genomen worden ter beoordeling van de beïnvloeding van de gewraakte beslissing omwille van de onregelmatigheid);
Van een misbruik van meerderheid kan al evenmin sprake zijn: dit vereist rechtsmisbruik, waarbij private belangen (meestal van de meerderheidsaandeelhouder) worden opgeofferd aan het vennootschapsbelang door bevoegdheidsafwending, hetgeen hier evenwel niet afdoende is aangetoond.
De door eiseres aangehaalde "belangenvermenging" levert geen rechtsgrond op tot nietigverklaring, nu er niet verkocht werd aan een bestuurder (terwijl voor de CVBA zelfs geen specifieke wettelijke regeling is uitgewerkt inzake belangenconflicten). Ondanks bepaalde pleidooien in dat verband in de rechtsleer (waar geopteerd wordt voor een ingreep in het stemrecht, bv. in de vorm van een stemverbod/verbod tot deelname aan de algemene vergadering voor de aandeelhouder met een strijdig belang: zie o.a, Ph. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Intersentia, 1997, 920-1082) vindt de belangenconflictregeling geen toepassing op de algemene vergadering.
Bijgevolg wordt de nietigheidsvordering op voormelde gronden afgewezen.