Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of de verordeningen (zie art. 544 BW).
De eigenaar van een onroerend goed die, door een niet-foutief handelen of nalaten, het evenwicht tussen de eigendomsrechten van naburige eigenaars verbreekt door het opleggen aan een naburige eigenaar van een stoornis die de maat van de gewone hinder uit nabuurschap overschrijdt, is aan deze laatste een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd, waardoor het verbroken evenwicht wordt hersteld (zie o.m.: Cass. 6 april 1960, Pas. 1960, I, p. 915, cond. Adv.-Gen. P. Mahaux).
Voor deze (foutloze) aansprakelijkheid op grond van abnormale burenhinder is vereist dat de stoornis aan de aangesproken persoon kan worden toegerekend, m.a.w. dat enig handelen of nalaten van deze laatste aan de basis daarvan ligt. Ten onrechte voeren de eerste verweerders hierover betwisting. Immers, áls de uitbating van het betrokken restaurant (echt) abnormale burenhinder zou veroorzaken, dan is deze hinder wel degelijk ook aan de eerste verweerders toerekenbaar. Daartoe volstaat namelijk dat de eerste verweerders hun eigendom aan de tweede verweerders verhuren en, op die manier, toelaten dat de laatstgenoemden er een (per hypothese abnormaal hinderend) restaurant in uitbaten.