Schulden van de vereffeningsboedel kunnen een preferente uitbetaling genieten ten aanzien van de schulden in de vereffeningsboedel.
Te dezen is er sprake van een vennootschap die eerst ontbonden wordt met aanstelling van een vereffenaar en met het ontstaan van een vereffeningsboedel in de vereffening, waarna de vennootschap in vereffening failliet wordt verklaard met een vereffeningsboedel, de faillissementsboedel tot gevolg.
De ontbinding van een vennootschap, gevolgd door haar vereffening, verhindert niet dat vastgesteld kan worden dat zij tijdens de afhandeling van haar vereffening ophoudt te betalen en dat haar krediet wankelt.
De invereffeningstelling staat de de staat van faillissement niet in de weg.
De ontbonden en in vereffening gestelde N.V. A. is tijdens haar vereffening failliet werd verklaard;
De samenloop, die ontstond ingevolge de ontbinding en de invereffeningstelling van de vennootschap, heeft op onherroepelijke wijze het recht op gelijke behandeling van de schuldeisers, behoudens van die met voorrang, vastgelegd (art. 184, eerste lid, Venn.W.);
De gevolgen van deze samenloop blijven doorwerken bij een latere faillietverklaring;
Let wet blijkens art. 451 Faill.W. het zijn slechts de schuldeisers wier schuldvordering gewaarborgd is door een bijzonder voorrecht, een pand of een hypotheek, en buiten de samenloop blijven, die het gelijkheidsbeginsel niet ondergaan;
Een schuld van het beheer van de vereffening van de vennootschap in vereffening is niet gelijk te stellen met een boedelschuld in het faillissement.
Een dergelijk recht ten aanzien van de faillissementsboedel is naar luid van art. 461 Faill.W. voorbehouden «aan de kosten en uitgaven voor het beheer van het faillissement», hierin begrepen de eventueel uit de toepassing van art. 475 Faill.W. ontstane vorderingen.