Beoordeling van wat wel en wat niet een zwak resultaat is, is voornamelijk van belang bij het uitreiken van B-attesten en de vraag of het B-attest terecht was.
De Raad van State in haar arrest van 13 september 2012 dat 58% een bevredigend jaarresultaat is.
In casu zijn er echter verscheidene punten waar de motivering van de klassenraad niet strookt met het dossier.
Ten eerste dient vastgesteld te worden dat de klassenraad haar eerste beslissing steunt op het feit dat eerste verzoekster een zwak jaartotaal heeft.
Ze behaalde dit schooljaar 59,1%, vergeleken met een klasgemiddelde van 63,1% kan dit resultaat echter niet zwak genoemd worden.
De resultaten van [verzoekster] liggen net onder die van het klasgemiddelde, maar hierdoor maakt dit nog geen zwak jaartotaal uit.
Zo stelt ook de Raad van State in haar arrest van 13 september 2012 dat 58% een bevredigend jaarresultaat is.
In dit geval eist de Raad van State dan ook dat de klassenraad zijn motivatie concreet ondersteunt en bewijst; een eenvoudige verwijzing naar het jaartotaal is hier immers tegenstrijdig c.q. onvoldoende.
Verder motiveert de klassenraad zijn beslissing door te stellen dat [verzoekster] drie tekorten behaalde waaronder op twee hoofdvakken.
Dit is weliswaar mathematisch correct, maar deze tekorten waren wel bijzonder klein.
Voor ‘Frans’ bedroeg het tekort slechts 1,6%, voor wiskunde 2,6% en voor geschiedenis 0,9%.
Dit laatste vak kan met een klasgemiddelde van slechts 52,7% moeilijk representatief genoemd worden, laat staan een bepalende factor in de beslissing van klassenraad.
Wat betreft de resultaten op ‘Frans’, dient er opgemerkt te worden dat enkel op de examens in juni een tekort behaald werd.
Over het ganse schooljaar genomen was eerste verzoekster hierop geslaagd; op haar dagelijks werk behaalde ze 59% en op de Kerstexamens 50%.
Hieruit blijkt niet dat er al lange tijd een probleem met betrekking tot dit vak bestond.
Voor wiskunde behaalde [verzoekster] op haar Kerstexamens slechts 39%, in juni behaalde ze op haar examen 48%.
Dit is een stijging met 9% op een semester; met deze positieve evolutie wordt echter geen rekening gehouden.
Ook laat de klassenraad na te argumenteren waarom hij van oordeel is dat hiermee geen rekening gehouden dient te worden.
In zijn beslissingsbrief d.d. 30 augustus 2013 (stuk 5) stelt de klassenraad dat [verzoekster] een onvoldoende basis heeft voor Duits en Engels.
Op deze vakken behaalt [verzoekster] 54,1%, respectievelijk 53,7%.
Hieruit dient besloten te worden dat zij geslaagd is, en dat er dus een basis aanwezig is die beantwoordt aan de leerplandoelen.
Indien de klassenraad de mening is toegedaan dat dit onvoldoende is, dient hij uitgebreider te motiveren waarom dit zo zou zijn.
Uit de huidige motivering [kan verzoekster] slechts afleiden dat zelfs indien men slaagt, dit nog onvoldoende is.
Ten slotte motiveert de klassenraad zijn beslissing in het jaarrapport nog door te stellen dat [verzoekster] moeite heeft met grote leerstofgehelen.
Uit het gesprek tussen [haar vader] en de directrice bleek duidelijk dat dit de belangrijkste reden is waarom de klassenraad een B-attest heeft toegekend aan [verzoekster].
Eigenlijk, zo stelde de directrice, is de klassenraad de mening toegedaan dat [verzoekster] nooit grotere leerstofpakketten zal kunnen verwerken, laat staan verder gaan studeren.
Daarom vindt de klassenraad dat [verzoekster] beter nu al naar 6de Kantoor BSO overstapt Dit blijkt ook uit het schrijven d.d. 30 augustus 2013.
Hierin stelt de klassenraad dat [verzoekster] in een 6e jaar handel maar moeilijk zal kunnen slagen (stuk 5).
Echter, dit is een beslissing die niet aan deze klassenraad van het 5de jaar toekomt, maar aan deze van het 6e jaar, waartoe [verzoekster] nu precies wordt uitgesloten.
Door zich in de plaats te stellen van de volgende klassenraad van het 6de jaar gaat de bestreden klassenraad van het 5de jaar zijn bevoegdheid te buiten.
Ook op dit punt is de argumentatie van de klassenraad niet draagkrachtig.
Zo blijkt de zwaarte en de grootte van leerstofgehelen uit het aantal lesuren.
Bedrijfseconomie is met 10 lesuren veruit het grootste lespakket.
Hierop behaalt [verzoekster] een goed resultaat, met name 60,1%.
Nadien volgen Nederlands en Frans met vier lesuren.
Op Nederlands behaalt ze, ondanks haar dyslexie, 72%, op Frans slechts 48,8%.
Hoe verklaart de delibererende klassenraad dat iemand die geen grote leerstofgehelen aankan, slechts één tekort heeft op haar drie grootste vakken? Dit kan hij niet.
Hieruit dient vooral afgeleid worden dat [verzoekster] problemen heeft met wel bepaalde vakken, omwille van haar dyslexie en ADD.
Uit het bovenstaande blijkt dat de motivering van de delibererende klassenraad niet draagkrachtig is.
Nochtans stelt de Raad van State dat de klassenraad, wanneer hij een B-attest toekent, zich enkel mag steunen op objectieve elementen.
Hier steunt hij zich echter ook op subjectieve gegevens, met name de mogelijkheid van eerste verzoekster om volgend schooljaar de grote leerstofgehelen te kunnen verwerken.