De beslagrechter is niet gebonden was door het adagium 'te criminel tient le civil en etat”.
De procedure voor de beslagrechter dient niet geschorst te worden totdat er uitspraak gedaan is over een strafvordering, ingevolge een klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter..
De schorsing van de burgerlijke rechtsvordering bij een simultane strafvordering is gebaseerd op art. 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt:
"De burgerlijke rechtsvordering kan tezelfdertijd en voor dezelfde rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk vervolgd worden; in dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld". Dit principe is ook gekend onder het adagium "Ie criminel tient Ie civil en état". Op basis van voormeld adagium kan er geen uitspraak gedaan worden over een burgerlijke vordering, zolang er geen uitspraak is in de strafzaak, wanneer een gerechtelijk onderzoek werd ingesteld.
De rechtsmacht van de beslagrechter is evenwel beperkt. Zijn beslissingen brengen geen nadeel toe aan de zaak zelf (art. 1489 lid 2 Ger.W.). De beslagrechter mag niet ingrijpen in de materieelrechtelijke verhouding tussen de partijen.
De beslagrechter is om deze reden (behoudens het niet van toepassing zijnde geval dat hij oordeelt als bodemrechter) niet gebonden door het adagium 'Ie criminel tient Ie civil en etat' (Gent, 21 november 1995, A.J.T., 1996-97,13 met noot; Beslagr. Brugge, 11 februari 1991, T. Not., 1992, 366; Beslagr. Brussel, 9 april 1991, T.B.B.R., 1992, 91; Beslagr. Veurne, 18 december 1991, T.B.B.R., 1992,92). Dit is zowel het geval bij de beoordeling van de toelating dan wel de handhaving van bewarende beslagen, als bij de beslechting van geschillen bij uitvoerend beslag (Beslagr. Brussel, 26 april 1989, Bull. Bel., 1995,559).